
De gevaarlijke reis van Tilburg naar Bern
Als blijkt dat de Engelsen niets voor de twee geheime agenten kunnen of willen doen dan ze te adviseren om maar op eigen gelegenheid neutraal terrein zien te bereiken, worden voorbereidingen getroffen om naar Zwitserland af te reizen. Het eerste stuk, tot de Belgische grens,wordt per auto afgelegd. Van Bilsen begeleidt ze dan nog. Bij de grens heeft Van Bilsen twee marechaussées geregeld om de mannen te helpen de grens over te komen. In het grensplaatsje Poppel gaat de reis per bus naar Turnhout en dan per tram naar Antwerpen.
Bunkers bouwen
Daar neemt Van Bilsen afscheid. Verder gaat het per trein via Brussel naar het klooster van de paters Capucijnen in Mons. Na een korte ondervraging hebben ze daar eten gekregen en worden ze naar een hotel gebracht. Ze krijgen het adres van mensen die hen over de Franse grens kunnen zetten. Als dat allemaal is gelukt worden ze door hun gids naar het dichtstbijzijnde Franse station gebracht. Ze worden in een gereedstaande trein gesmokkeld die onder strenge bewaking van Duitse militairen staat. Om niet op te vallen gaan ze dicht bij de militairen zitten. Vaak horen ze: “Wo geht ihr hin?” Die vraag wordt dan beantwoord met het uit het hoofd geleerde smoesje dat ze als arbeiders bunkers gaan bouwen voor de Organisation Todt. Niemand heeft argwaan.
Het tweetal weet ongeschonden Parijs te bereiken. Daar wordt de intrek genomen in het goedkoopste hotelletje dat ze kunnen vinden. Maar ook goedkope hotelletjes moeten worden betaald en bovendien kun je ook niet al te lang zonder eten. De portemonnee is echter helemaal leeg. Tot overmaat van ramp is het geld dat de broer van Ubbink naar Parijs zou sturen, niet aangekomen. En hoe koop je treinkaartjes zonder een frank op zak?
Operatie straatroof
Ben bedenkt dan een stoutmoedig plan. Er lopen genoeg Duitse officieren rond in het bezette Parijs. Als ze er nu eens één zouden neerslaan en beroven van zijn geld? Dourlein is er wel voor te porren. Als wapen haalt hij een flinke koperen buis uit een schemerlamp van het hotel. Daar moet het wel mee lukken. Maar het is wel een gevaarlijke onderneming dus toch eerst nog maar één keer naar de bank. En ja hoor, eindelijk is het geld er. Einde operatie straatroof!
De tocht met trein en bus door Oost-Frankrijk verloopt voorspoedig. Met de bus komen ze aan in het grensdorpje Maïche. Het is dan nog zo’n 15 kilometer door bergachtig gebied naar het riviertje de Doubs. Achter dat riviertje ligt het vrije Zwitserland. De mannen zijn erin geslaagd om contact te leggen met een groep smokkelaars die ‘s nachts boter naar Zwitserland smokkelt. Ze mogen mee, op voorwaarde dat ze elk 30 kilo boter op hun nek meenemen en ze het tempo bijhouden. Dit maakt de tocht niet alleen zwaar maar ook levensgevaarlijk. De grens wordt door de Duitsers zwaar bewaakt met patrouilles die onophoudelijk over de grenswegen rijden.
Eindelijk in Zwitserland
Gelukkig horen ze in het berggebied de motoren al van ver aankomen, zodat ze op commando allemaal het bos induiken en daar wachten tot de patrouille is verdwenen. Daarna wordt de 30 kilo boter weer op de rug gesjord en kan de tocht worden voortgezet. Dit gebeurt zo herhaalde malen. Eindelijk wordt het riviertje de Doubs bereikt. De woest stromende bergrivier vergt heel wat van het evenwicht van de mannen als ze met hun zware last op de rug de rivier doorwaden. Gelukkig is het niet diep zodat op blote voeten en opgestroopte broekspijpen de overkant kan worden gehaald. Om 3.30 uur zijn ze eindelijk in het vrije Zwitserland.
Daarna moeten ze nog eens eenzelfde afstand lopen voor ze bij het kamp komen waar hun vracht kan worden afgegeven. Vervolgens gaat het met openbaar vervoer verder naar de hoofdstad Bern. Daar melden ze zich bij de Zwitserse autoriteiten. Die geven hen toestemming om er vijf dagen te verblijven, zodat ze ruimschoots de tijd hebben om contact op te nemen met de Nederlandse ambassade.