Ga naar de inhoud
Voorbeeld van een stoommachine

Hendrik Breukink, de technische man van het bedrijf

Hendrik Breukink is maar relatief kort eigenaar van het bedrijf geweest, van 1853 tot 1862. Daarna is hij nog wel in het bedrijf werkzaam geweest. Hij was vooral geïnteresseerd in de techniek. In de periode dat hij eigenaar was introduceerde hij de stoommachine in het bedrijf. Deze eerste Doesburgse stoommachine baarde veel opzien.

Naast zijn interesse in de stoomtechniek is Hendrik ook bezig met andere technische problemen. Zo vraagt hij in 1859 octrooi aan op een vinding die hij waarschijnlijk alleen nog maar op papier had staan. In de octrooiaanvraag stelt hij dat hij een manier heeft gevonden om stoomkracht geheel te vervangen door een andere vorm van energie. Welke kracht dat dan moet zijn geweest, wordt niet duidelijk. Hij denkt een machine te hebben ontwikkeld ‘welke door eene tot noch toe onopgemerkt gebleven natuurkracht en geheel onkostbaar en eenvoudig werkt, welke kan toegepast worden op alle drijfwerk en eene onbepaalde kracht kan produceren geheel naar verkiezing van den vervaardiger.’

Perpetuum mobile

De kracht die hij had gevonden was dus gratis, kwam uit de natuur en had een ongelimiteerd vermogen. Wat kan dit zijn geweest? Het lijkt er sterk op dat Breukink bezig is geweest met de ontwikkeling van de ‘perpetuum mobile’, de eeuwigdurende beweging. Vandaag de dag weten we dat dit onmogelijk is maar daar was men in de 19e eeuw nog lang niet van overtuigd. Er waren in die tijd en ook al eerder veel, zich uitvinders noemende personen mee bezig. Zo had de Amerikaan John Keely de zogenaamde Keely-motor uitgevonden die inderdaad in zijn laboratorium echt werkte. Keely wilde echter niet uitleggen hoe precies. De natuurkrachten waarop de motor van Keely draaide noemde hij ‘vaporische’ en ‘etherische’ krachten. Als iemand zijn motor wilde kopen was het antwoordsteevast dat er eerst nog meer experimenten nodig waren. 

Wereldberoemd

Het kan niet zo zijn dat Breukink over de motor van Keely had gelezen. Keely deed zijn ‘uitvinding’ in 1872 gedaan en Breukink deed zijn octrooiaanvraag al in 1859. Keely is – in zijn tijd – wereldberoemd mee geworden maar van Breukink, die daar misschien ook van gedroomd heeft, heeft in dit verband nooit meer iemand iets gehoord. Het octrooi dat hij op zijn vinding vroeg, werd namelijk geweigerd. En Keely was ook veel beter in bedriegen dan Breukink. Wat was er namelijk gebeurd? Na de dood van Keely werd zijn laboratorium uitgebreid onderzocht. Daarbij vond men onder de grond een aantal persleidingen die naar een andere ruimte leidden. Zijn motor werkte dus op perslucht en was daarom niet meer dan een veredelde stoommachine. Er was dus in het geheel geen sprake van een perpetuum mobile. Keely heeft de boel bedrogen. De enige overeenkomst tussen Keely en Breukink is geweest dat ze beiden zochten naar het perpetuum mobile via geheime krachten in de natuur. Dat paste precies in het tijdsbeeld van de 19e eeuw.

Concrete vinding

Hendrik Breukink was echter niet alleen op zoek was naar vergezochte idealen. Hij richtte zich ook op concrete technische vindingen, zoals deze krantenberichten uit 1860 bewijzen.

De condensor van een stoommachine is een groot, gesloten vat dat bij of tegen de stoommachine aan is gemonteerd. Het apparaat bespaart brandstof en vergroot tegelijkertijd het vermogen van de machine. Daarvoor is wel een extra pomp nodig, die de brandstofbesparing weer deels teniet doet. De uitvinding van Breukink en Hulscher zorgde ervoor dat de condensor ook zonder pomp zou werken, iets wat bij navraag bij deskundigen van het stoommachinemuseum in Medemblik onmogelijk is.

‘Zou kunnen werken’ 

Het octrooi van Breukink en Hulscher uit 1860 bevindt zich samen met onderstaande tekening in het Nationaal Archief in Den Haag. Na bestudering ervan concludeert deskundige Hans Walrecht van het stoommachinemuseum dat het systeem waarschijnlijk – toch – wel zou kunnen werken.

Een tekening bij de octrooiaanvraag, gemaakt door Breukink of zijn Arnhemse maatje Hulscher, op niet meer dan een kartonnetje van 20 cm. in het vierkant. Links op de tekening staat een afvoerbuis van meer dan 10 meter lang, die een pomp overbodig zou moeten maken. Bron – Nationaal Archief Den Haag.

Instagram
WhatsApp