De Kaapse ambities van een jongen uit Doesburg
1772 is een belangrijk jaar voor de in Doesburg geboren Robert Jacob Gordon (1743-1795). Op 15 november 2022 is het 250 jaar geleden dat hij ogenschijnlijk uit het niets aan boord stapt van het VOC-schip ‘Holland’. Het reisdoel is Kaap de Goede Hoop. De reis komt bekend te staan als een ‘voyage du plaisir et curiosité’. Een plezierreis, en zeker een die nieuwsgierig maakt. Het markeert de geboorte van een Kaapse ambitie die Robert Jacob vijf jaar later weet te verwezenlijken.
Een dag om nooit te vergeten
Het is eind juli 1777, hartje winter aan de Kaap de Goede Hoop, en Robert Jacob Gordon staat met enkele Britse mannen op de Tafelberg. Kapitein Gordon van het Kaapse garnizoen bezorgt de Engelse advocaat William Hickey de dag van zijn leven. Hickey en zijn gezelschap verblijven korte tijd aan de Kaapse verversingspost op doorreis naar Azië. De VOC-kolonie in zuidelijk Afrika, halverwege Europa en Azië en Oceanië, wordt veelvuldig door schepen uit vele landen aangedaan voor de bevoorrading, de verzorging en het herstel van schepen en opvarenden. Sommigen, zoals William Hickey, maken van de gelegenheid gebruik om iets van het land te zien. Robert Jacob Gordon is zijn Kaapse leven lang een graag gezochte gids voor bezoekers.
Gordon heeft de groep van William Hickey eerder al de bezienswaardigheden in en rond de stad laten zien en stelt voor om de Tafelberg te beklimmen. Het wordt een lange dag. Om vier uur ‘s ochtends, nog voor zonsopgang, vertrekt het gezelschap over steile en moeilijk begaanbare paden tot ze om acht uur een grot bereiken. Hier staat tot verbazing van de Britten een groots ontbijt klaar. Onder het eten geniet Hickey van het prachtige uitzicht. Hij schrijft dat zij zich plotseling op een betoverde plek bevonden. Hemelse geluiden klinken en dalen van boven op de groep neer. De muziek is afkomstig van twee bedienden van Gordon die fluit speelden. Door de weerkaatsing en echo lijkt het of een orkest voor de wandelaars speelt.
Een onvermoeibare gids
De zware tocht gaat verder, waarbij Robert Jacob het gezelschap alles van interesse aanwijst en duidt. Boven op de Tafelberg wacht een volgend feestmaal, met heerlijk koele wijn. De groep verkent de top van de berg en geniet van het uitzicht over het ‘paradijs’. Nadat ook het diner op de Tafelberg is genuttigd vertrekt de groep weer naar beneden. Uitgeput arriveert het gezelschap om half twaalf ‘s avonds bij hun logementen. William Hickey heeft genoten, al schrijft hij dat hij vijf dagen nodig heeft gehad om van alle inspanningen te herstellen. Hij zou het avontuur én de man die hem dit schonk nooit vergeten. Hij vereeuwigde de dag en Gordon vol passie in zijn memoires.
De passie van Robert Jacob Gordon
Het is een illustratief verhaal over Robert Jacob Gordon. De dan 33-jarige kapitein van het Kaapse garnizoen is amper een maand ‘thuis’ in zuidelijk Afrika en weet al zo uit te pakken. Kosten noch moeite zijn gespaard om zijn gasten te vermaken. Het zegt veel, zo niet alles over zijn passie voor het land, en om zijn kennis te delen. Geen moeite is te groot om mensen hiervan deelgenoot te maken. Dit is de Robert Jacob Gordon die naar voren komt uit diverse reisdagboeken en memoires van bezoekers aan de Kaap de Goede Hoop tussen 1777 en 1795.
We beginnen in Doesburg
Maar hoe komt deze Doesburger aan zijn hartstochtelijke liefde voor natuur en natuurhistorische wetenschappen? Daarvoor moeten we terug in de tijd, nog vóór het jaar 1772, het jaar waarin de Kaapse ambitie van Robert Jacob Gordon zichtbaar wordt. De beantwoording van de vraag hangt samen met het antwoord op de vraag waar zijn liefde is ontstaan en hoe hij zijn veelomvattende kennis en expertise heeft verkregen. We beginnen in Doesburg, in september 1743.
Kloostertuin en Veerpoortstraat
Robert Jacob Gordon is hier in de vestingstad aan de IJssel geboren als het zesde kind van Jacob Gordon (1701-1776), luitenant-kolonel in de Schotse Brigade en Johanna Maria Heijdenrijk (1709-1783). Hij wordt op zondag 29 september 1743 gedoopt na afloop van de Nederduits hervormde kerkdienst in de Grote of Martinikerk.
De eerste vijf jaar van zijn leven woont Robert Jacob ‘in het klooster’. Hier huren zijn ouders een van de huizen die destijds achter het Arsenaal in de kloostertuin stonden, zoals te zien op de tekening van Jan de Beijer. Tegenwoordig is de locatie een parkeerplaats. In 1748 verhuist hij naar de Veerpoortstraat, waar zijn ouders een van de dan duurste huizen in de stad kopen, tegenwoordig bekend als het ‘Van Brakellhofje’.
> Een migrantenfamilie in Doesburg
Een kindsoldaat in de Schotse Brigade
Als tienjarige jongen treedt Robert Jacob Gordon in de voetsporen van zijn vader en vertrekt hij samen met zijn drie jaar oudere broer Otto Derk Gordon (1740-1820) naar de Schotse Brigade. De jongens worden opgenomen in het naar hun vader vernoemde Gordon Regiment.
Via de Schotse Brigade volgt hij zijn onderwijs, in een zogenaamde Schotse School, verbonden aan de garnizoensstad waar zijn regiment op dat moment gelegerd is. Een van de disciplines waarin Robert Jacob als aankomend officier wordt geschoold is het tekenen van landschappen en het maken van situatietekeningen voor militair-strategische doeleinden. In het werk van Gordon komt dit later mooi naar voren in de meterslange gedetailleerde panorama’s en cartografische tekeningen. Collega-officier in de Schotse Brigade, John Gabriel Stedman (1744-1797), is een goed voorbeeld van een andere officier die bijzonder bedreven was in de tekenkunst. De tekeningen waarin hij Suriname en de erbarmelijke leefomstandigheden van slaafgemaakten pijnlijk sprekend in beeld bracht zijn wereldberoemd.
Liefde voor natuur en wetenschap
De oorsprong van de natuurhistorische passie van Robert Jacob Gordon is moeilijk exact vast te stellen. Een mogelijke verklaring is dat dit ‘natuurlijk’ is meegegeven tijdens zijn kinderjaren in de natuurlijke omgeving rond Doesburg, zoals later het geval is bij de broers Maurits en Frits Ver Huell en niet te vergeten bij Gordons eigen achterneef Johan Conrad van Hasselt (1797-1823), de kleinzoon van zijn oudste zus Maria Robbertina Gordon (1733-1789).
> ‘Doesburgse liefde voor de natuur, een natuurhistorische traditie’
Het leven in de Schotse Brigade heeft ongetwijfeld bijgedragen. De soldaten lagen veel in garnizoen bij steden en forten in grens- en landelijke gebieden, in de grensgebieden van het dorpse en stadse leven en de natuurlijke en woeste gronden. De reizen en marsen naar het wisselende garnizoen voor de bataljons gingen te voet en deels over water. Misschien sprak alles wat Robert Jacob onderweg zag en tegenkwam tot de verbeelding: dieren, planten en landschappen.
Mogelijk had Gordon, net als de eerder genoemde Stedman potlood en papier bij zich en legde hij zijn indrukken vast. Er zijn, in tegenstelling tot Stedman, helaas geen dagboeken van Robert Jacob bekend, of persoonlijke brieven van en aan directe familieleden. Er zijn ook geen tekeningen daterend uit zijn leven in de Nederlandse Republiek. De journaals die John Gabriel Stedman bijhield over zijn leven als soldaat en officier in de Schotse Brigade vormen daarom een welkome aanvulling op de gegevens die over Robert Jacob bekend zijn, en die helpen deze fase van zijn leven verder te reconstrueren en in te kleuren.
Tussen de regels door
Dat Gordon in zijn jeugd en onderweg met de brigade goed heeft opgelet kunnen we teruglezen in zijn latere Kaapse reisjournaals en ‘zakelijke’ brieven. Bijvoorbeeld wanneer hij Kaapse wilgenbomen vergelijkt met het Gelderse “rijsweerden hout, daar men hoepels van maakt”. Het lijkt een directe herinnering aan zijn jeugd en de wilgenakkers op het natte land langs de rivieren, waar na de oogst van de wilgentakken manden en hoepels werden gemaakt.
Robert Jacob refereert meermaals aan Maastricht en de Maas, waar hij enkele jaren met zijn bataljon gestationeerd is. Verder herinnert een uitzicht hem tijdens een van zijn reizen door zuidelijk Afrika aan de Gelderse hei.
Een universitaire opleiding?
Robert Jacob is bijna zestien jaar oud wanneer hij zich op 12 september 1759 inschrijft aan de Gelderse universiteit van Harderwijk als student letteren en geesteswetenschappen, litterarum humaniorum. Ondertussen blijft hij in dienst van de Schotse Brigade en wordt hij aan het einde van het jaar bevorderd tot vaandrig.
Het gezin Gordon-Heijdenrijk was in 1756 vanuit Doesburg naar Harderwijk verhuisd. Dit is het moment dat de jongste nog thuiswonende zoon Joan Gordon (1738-1801) ging studeren in Harderwijk. Zijn twee jongere broers leven dan met vader Jacob in wisselende garnizoenssteden. Wanneer Joan klaar is met zijn studie in Harderwijk en een vervolgstudie in Leiden begint, verhuist het gezin in 1760 opnieuw met hem mee.
Ware vorming in Leiden
Er is feitelijk niets bekend over de daadwerkelijke studietijd van Robert Jacob. Deze periode is in de historische literatuur altijd vanuit zijn latere leven terug geredeneerd en beschreven vanuit de honderden tekeningen, de reisjournaals, de brieven en de kennis en vaardigheden die hij hierin etaleert. Robert Jacob Gordon geeft blijk van het denken als een echte wetenschapper, niet als een hobbyist. Hij legt in zijn geschriften verbanden, waarbij hij publicaties van voorgangers weegt op basis van eigen empirisch onderzoek en waarneming. Hij staaft zijn eigen uitspraken en conclusies met data, statistische gegevens en metingen.
We weten waarin hij zo bijzonder uitblinkt: tekenen, anatomie, talen, dier- en plantkunde, menskunde, geologie, meteorologie, enz. enz. Maar het is niet bekend welke colleges hij daadwerkelijk heeft gevolgd, én waar. Het is maar de vraag of Robert Jacob veel colleges heeft gevolgd in Harderwijk. Vanaf 1760 is hij namelijk veelvuldig in Leiden te vinden en het is hier dat zijn feitelijke vorming plaatsvindt.
Voor het verdere leven en de carrière van Robert Jacob is de ontmoeting met professor Jean Nicolas Sébastien Allamand (1713-1787) in 1760 van bijzonder belang. De Zwitser Allamand is hoogleraar wis-, natuur- en scheikunde aan de Universiteit Leiden. Hij is de eerste professor in de Nederlandse Republiek die specifiek natuurlijke historie behandelde. Allamand is tevens de eerste conservator van de stadhouderlijke menagerie (dierentuin) en het Naturaliënkabinet van de stadhouder prins van Oranje Willem de V (1748-1806). Arnout Vosmaer (1720-1799) is de directeur van dit natuurhistorische museum.
Levenslange vriendschap
De ontmoeting tussen Gordon en Allamand is het begin van een levenslange vriendschap. Ook Vosmaer zou een belangrijke rol spelen in de verspreiding van Gordons kennis en wetenschap.
> De nalatenschap van Robert Jacob Gordon
Robert Jacob Gordon heeft zich nooit ingeschreven aan de Leidse universiteit, maar als ‘student’ in Harderwijk was dit niet noodzakelijk. In de achttiende eeuw bestond nog geen vaststaand studieprogramma of curriculum, waardoor studenten cursussen van korte of langere duur en aan verschillende universiteiten konden volgen. Bovendien gaven professoren als Allamand graag privélessen naast de officiële colleges om zo hun salaris aan te vullen.
Het is heel goed denkbaar dat Robert Jacob als een privatissimum of privéstudent van Allamand en mogelijk ook professor in de geneeskunde Fredericus Bernhardus Albinus (1715-1778) is onderwezen in de ‘historia naturalis’ en medische onderwerpen als anatomie. Gordon kan verder met hulp van Allamand en Vosmaer studie doen in het stadhouderlijke museum en de dierentuin.
Vrienden en broeders
In de periode vanaf 1760 tot de reis naar de Kaapkolonie in 1772 bouwt Robert Jacob Gordon als officier binnen de Schotse Brigade zijn kennis en sociale netwerk verder op in de wetenschappelijke en politieke centra van Leiden en Den Haag. Zo raakt hij bevriend met Hendrik Fagel (1706-1790) en diens zoon François Fagel (1740-1773). Hendrik Fagel was griffier van stadhouder Willem V en de Staten-Generaal. Hij was daarmee de belangrijkste ambtenaar in de Republiek en zal vanuit zijn functie een belangrijke vriend en contact van Gordon zijn. François is assistent van zijn vader en tweede griffier.
Robert Jacob leert in Leiden ook de uit Middelburg afkomstige broers Pieter van de Coppello (1741-1807) en Bartholomeus van de Coppello (1747-1776) kennen. Zij komen uit een gegoede Zeeuwse koopmansfamilie met banden met de VOC. De vriendschap met Bartholomeus, die in 1771 trouwt met de Kaapse Elisabeth Catharina Bergh (1731-1773) en plannen heeft voor een terugkeer naar de Kaap, is bepalend voor toekomst van Robert Jacob Gordon.
#link/verwijzing naar Kantlijn2#Waarom zuidelijk Afrika? Een Zeeuws-Kaapse verklaring#link/verwijzing naar Kantlijn2#
De Vrijmetselarij
Via zijn nieuwe kennissen en vrienden komt Gordon in aanraking met de vrijmetselarij. Zowel Pieter en Bartholomeus van de Coppello als François Fagel zijn (voormalige) leden van de Leidse vrijmetselaarsloge La Vertu. Op 19 december 1767 schrijft Robert Jacob zich als ‘Robert James Gordon’ in op de ledenlijst. De Engelse schrijfwijze gebruikt hij vaker wanneer hij zich als officier van de Schotse Brigade voorstelt.
Het jaar 1772 – voorbereidingen op de reis
Op 3 mei 1772 zet Robert Jacob Gordon de eerste zichtbare stap in de richting van een vertrek naar de Kaap de Goede Hoop. Die dag wordt in Den Briel, of Brielle, een attestatie opgemaakt. Een attestatie is een schriftelijke verklaring die bijvoorbeeld werd uitgegeven op het moment dat iemand verhuist van de ene stad naar de andere (zowel binnen als buiten de landsgrenzen), of overgaat naar een ander kerkgenootschap. Het attest of getuigschrift kan in de nieuwe stedelijke of kerkelijke gemeente worden getoond als verklaring van herkomst en als ‘bewijs van goed gedrag’.
Luitenant Robert Jacob Gordon is twee weken eerder met zijn bataljon vanuit Maastricht in vestingstad Brielle gearriveerd. Een krantenbericht uit de ‘s Hertogbossche Courant van 10 april 1772 geeft een aardig inkijkje in de wijze waarop de troepen van garnizoen naar garnizoen reizen. Onder de kop “s Hertogenbosch den 9 April” staat het volgende: “Gister zyn alhier de twee Batt. Schotten van Gordon, komende van Mastricht, ingescheept om naar Brielle en Hellevoetsluis Guarnisoen te gaan houden.”
De troepen hebben de tocht van Maastricht naar Den Bosch te voet afgelegd en vervolgen het tweede deel van de reis over het water naar Brielle.
Een nieuwe gouverneur, nieuwe kansen?
De planning en voorbereidingen voor de reis naar zuidelijk Afrika komen in een stroomversnelling wanneer Pieter baron van Reede van Oudtshoorn (1714-1773) in 1772 door de VOC wordt aangesteld als nieuwe gouverneur aan de Kaap de Goede Hoop. Hij is een oude Kaapse bekende van Bartholomeus van de Coppello en Elisabeth Catharina Bergh.
Chaotische periode
De Kaapkolonie bevond zich op dit moment in een bestuurlijk chaotische periode. Gouverneur Rijk Tulbagh (1699-1771) is in 1771 overleden en verschillende andere hoge posten zijn of komen eveneens vacant. De functie van gouverneur wordt tijdelijk waargenomen door de secunde Joachim Ammena van Plettenberg (1739-1793), maar de bewindhebbers van de VOC zien liever een ervaren bestuurder. De Heren Zeventien benoemen daarom Van Reede van Oudtshoorn.
De aanstaande gouverneur zal op 20 oktober 1772 vertrekken. In zijn kielzog volgt een entourage aan vrienden en kennissen, aangemoedigd door goede vooruitzichten of zelfs de beloften van een post aan de Kaap. Bartholomeus van de Coppello is een van hen en hij maakt nu samen met Robert Jacob Gordon eveneens haast om te vertrekken.
Twee notariële akten
Op 6 oktober 1772 heeft de Leidse notaris Isaac Elias Luzac (1717-1790) twee afspraken staan met de familie Gordon. De eerste is met de ouders van Robert Jacob. “De Hoog Welgebore Heer James Gordon, Generaal Majoor en Collonel van een Regiment Schotten, in dienst van deese Staat, en Vrouwe Johanna Maria Hijdenrijk Egteluiden” laten op verzoek van hun zoon een akte van consent opstellen. Zij geven hiermee hun zegen aan Robert Jacob, mocht hij tijdens zijn verblijf in het buitenland in het huwelijk willen treden.
Robert Jacob Gordon staat deze zesde oktober als volgende afspraak bij notaris Luzac gepland. Hij maakt een akte op waarbij hij zijn oudste broer Menso Gordon aanwijst tot zijn zaakwaarnemer en belangenbehartiger. Mocht Menso komen te overlijden, dan zal zijn broer Adam Bernard Smits Gordon de taak overnemen en de “zaaken en Intrests hier te landen waarteneemen” en “in alle voorvallende omstandigheeden en geleegentheeden zijn Persoon te representeeren”.
Een ‘Voyage de plaisir’ vol rampspoed
Een maand na Van Reede van Oudtshoorn vertrekt de 29-jarige Robbert Jacob Gordon via Amsterdam naar de rede van Texel. Hij is in het gezelschap Bartholomeus van de Coppello en diens echtgenote Elisabeth Catharina Bergh. Op 15 november 1772 zeilt het nieuwe VOC-schip de Holland met schipper Hans Hansen de Noordzee op voor een zeereis van bijna vijf maanden naar de kolonie aan de Kaap de Goede Hoop.
De reis verloopt niet voorspoedig voor de vrienden. Elisabeth Catharina wordt ziek en overlijdt op 7 februari 1773. Daags daarna is ook Bartholomeus van de Coppello ernstig ziek. Hij maakt op 11 februari ten overstaan van schipper Hansen een nieuw testament op. Hij neemt hierbij, naast de families Bergh en Van de Coppello, Robert Jacob Gordon als een van de begunstigden op. De in het testament genoemde geweren vormen een aanwijzing dat de twee vrienden samen hadden willen reizen door zuidelijk Afrika.
Nog meer slecht nieuws
Bij hun aankomst op 9 april 1773 aan de Kaap de Goede Hoop volgt nog meer slecht nieuws. Gouverneur Van Reede van Oudtshoorn is op 23 januari 1773 aan boord van de Azië overleden. Zijn lichaam is in een loden kist verzegeld en meegenomen naar de Kaap. Gordon en Van de Coppello en arriveren op tijd om aanwezig te kunnen zijn bij de staatsbegrafenis in de grote kerk van de Kaapse stad.
Het plan op een toekomst aan de Kaap lijk hiermee in elk geval voor Bartholomeus in duigen te zijn gevallen. Niet alleen is zijn geliefde Kaapse echtgenote onder trieste omstandigheden gestorven, hij is ook zijn mogelijke brood- en beschermheer kwijt. Van de Coppello heeft de zware zeereis weliswaar overleefd, maar zijn gezondheid is te zwak om samen met Robert Jacob te kunnen reizen door de kolonie.
Reizen door de Kaapkolonie
Robert Jacob Gordon ontmoet aan de Kaap andere buitenlandse wetenschappelijke reizigers, waaronder de Britse botanist Francis Masson (1741-1805) en de Zweed Carl Peter Thunberg (1743-1828). Het is alsof in deze jaren een ‘wedloop van natuurwetenschappen’ gaande is aan Kaap de Goede Hoop, waarbij onderzoeksreizigers vaak meerdere jaren aan de Kaap bleven. De beroemde Britse natuuronderzoeker Joseph Banks (1743-1820), voorzitter van de Royal Society en directeur van de Koninklijke botanische Kew Gardens, stuurt geregeld onderzoekers van natuurlijke historie overzee, onder wie Masson die tweemaal langere tijd aan de Kaap verblijft. De Zweedse professor Carl Linnaeus (1707-1778) stuurt onder meer zijn protegé Thunberg.
Samen met Masson en Thunberg maakt Gordon in mei enkele meerdaagse wandeltochten in de omgeving van het Kaapse schiereiland, naar de Tafelberg, Valsbaai en Simonsbaai. Robert Jacob maakt daarna zelf een of meerdere lange tochten langs de kust van de Kaapkolonie tot aan de huidige Plettenbergbaai. Vergezeld door een Khoikhoi gids reist hij door de binnengebieden van zuidelijk Afrika. De precieze route die Gordon aflegt is niet duidelijk, maar hij is in elk geval bij de Bergrivier en tot aan de Grote Visrivier geweest.
Indrukwekkende woordenschat
Robert Jacob bestudeert in zijn maandenlange reizen een groot aantal zoogdieren. Hij verzamelt meerdere dierenhuiden en schedels voor professor Allamand. Gordon heeft verder meerdere ontmoetingen met lokale Khoikhoi en San gemeenschappen en maakt zich tijdens deze korte bezoeken al een indrukwekkende woordenschat eigen.
Terug naar de Republiek
De onzekere Kaapse omstandigheden hebben niet alleen een streep gehaald door de toekomstplannen van Bartholomeus van de Coppello, maar blijkbaar ook door die van Robert Jacob. De twee besluiten met de eerstvolgende retourvloot terug te keren naar de Nederlandse Republiek. Het onverwacht korte verblijf in zuidelijk Afrika is voor beide vrienden een deceptie. Zeker voor Bartholomeus, die zijn vrouw en Kaapse toekomst heeft verloren. Voor Gordon zijn de gevolgen minder desastreus, maar hij zal bijzonder teleurgesteld zijn geweest dat zijn verblijf net negen maanden heeft mogen duren.
Robert Jacob heeft de gegeven tijd wel goed gebruikt, niet alleen wat betreft de grote reis die hij in de korte tijd weet te maken, of de kennis die hij weet te vergaren. Hij legt een blijvend contact met de ‘acting gouverneur’ Joachim van Plettenberg. Ze kunnen het direct goed vinden en zullen per brief met elkaar in contact blijven. Voor het moment kan de tijdelijk aangestelde Van Plettenberg helaas niets voor Gordon betekenen.
Op 11 januari 1774 verleent de Politieke Raad, het Kaapse VOC-bestuur, toestemming aan de twee vrienden om naar de Republiek terug te keren met het retourschip de Azië. Het schip was een dag eerder aangekomen aan de Kaap de Goede Hoop. Van de Coppello kampt nog steeds met zijn gezondheid en krijgt toestemming om voor zijn verzorging de tot slaaf gemaakte Alexander van Bengalen mee te nemen. Het jongetje dient, na aankomst in Zeeland, met hetzelfde schip te worden teruggebracht. Bartholomeus dient de kosten vooraf te voldoen.
Robert Jacob Gordon neemt naast de verzamelde dierenhuiden twaalf levende springbokken mee als geschenk aan de dierentuin van stadhouder Willem V. Gordon krijgt daarnaast het verzoek van verschillende VOC-functionarissen en bezoekers aan de Kaap om brieven mee te nemen naar de Nederlandse Republiek. Het vertrek vindt plaats op 2 februari 1774. Na een reis van krap vier maanden arriveren de twee vrienden op 1 juni 1774 aan de rede bij fort Rammekens nabij Vlissingen en Middelburg.
Een kapitein in de schijnwerpers
Terug in Nederland is er direct wat goed nieuws. Tijdens zijn afwezigheid heeft Robert Jacob Gordon promotie gemaakt binnen de Schotse Brigade. Per 11 april 1774, toen hij onderweg was van de Kaap naar de Republiek, is hij benoemd tot kapitein van het Eerste Bataljon in de Tweede compagnie van het Gordon regiment.
Van teleurstelling naar succesverhaal
Robert Jacob staat vanaf het moment dat hij vanuit Zeeland in Holland is aangekomen direct in het middelpunt van de belangstelling. Hij weet de teleurstelling van de voortijdig afgebroken reis snel om te buigen naar een succesverhaal. Een week na zijn terugkeer is hij aanwezig in de salon van de Russische ambassadeur in Den Haag, prins Dmitri Gallitzin (1728-1803) en diens echtgenote prinses Adelheid Amalia von Schmettau (1748-1806).
De prins en prinses Gallitzin hebben beiden grote interesse voor natuurwetenschappen en zijn patroon voor verschillende kunstenaars en wetenschappers. De Russische ambassade was gelegen aan de Kneuterdijk, in de voormalige woning van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt (tegenwoordig onderdeel van de Raad van State). De salon van het echtpaar Gallitzin was een trefpunt van hoogwaardigheidsbekleders, wetenschappers en gelijkgestemden.
‘Un Voyage de plaisir et de curiosité’
In de salon van de Gallitzins ontmoet Robert Jacob onder meer Caroline van Hogendorp (1741-1812). Gordon had haar echtgenoot Willem van Hogendorp (1735-1784) aan de Kaap ontmoet. Van Hogendorp was in dienst van de VOC onderweg naar Batavia en had Gordon gevraagd voor zijn echtgenote een brief mee naar de Republiek te nemen. Caroline van Hogendorp schrijft op haar beurt op 13 juni 1774 een brief aan haar 12-jarige zoon Dirk van Hogendorp (1761-1822) over de ontmoeting die ze in Den Haag heeft gehad met ‘een zekere heer Gordon, kapitein van een regiment Schotten’.
Een eerste ‘recensie’
Het is de eerste ‘recensie’ van de kennis en avonturen van Gordon, daags na zijn terugkeer. Caroline vertelt haar zoon (later zelf militair en koloniaal bestuurder) over de ‘plezierreis’ die Gordon aan de Kaap heeft gemaakt, ‘naar gebieden waar tot nog toe niet gegaan is, slechts vergezeld door een enkele Khoikhoi’. Ze schrijft over de bijzonderheden en curiositeiten waarover Gordon haar heeft verteld, over de jacht op wilde dieren en zijn belofte om haar enkele van deze bijzonderheden te laten zien, waaronder ‘de huid van een leeuw en de kop van een buffel’.
#afbeelding21#Pagina uit de brief van Caroline van Hogendorp. Zij schrijft aan haar zoon Dirk over de ontmoeting met Robert Jacob Gordon – Nationaal Archief, 2.21.006.49 Archief Familie Hogendorp, inv.nr. 80 #afbeelding21#
Van de twaalf springbokken die Robert Jacob vanuit de Kaapkolonie naar de Nederlandse Republiek had meegenomen, heeft maar een exemplaar de reis overleefd. Het wordt op 30 juni 1774 gepresenteerd in de menagerie van Willem V.
“De expert”
Robert Jacob geldt en profileert zich direct als kenner bij prominente wetenschappers. In de salon van de prins en prinses Gallitzin ontmoet hij onder meer de Franse verlichtingsfilosoof Denis Diderot (1713-1784) en de beroemde professor en anatoom Petrus Camper (1722-1789). Diderot is gecharmeerd van de “Engelse soldaat”. Ze spreken langdurig over taalkundige en antropologische onderwerpen, de reis van Gordon en ontmoetingen met Khoikhoi. Robert Jacob maakt in de salon direct korte metten met de stereotype en karikaturale beschrijvingen van Khoikhoi, zoals die onder andere door de Franse natuuronderzoeker George-Louise Leclerc graaf de Buffon (1707-1788) waren gepubliceerd. In zijn reisverslag ‘Over Holland’ (Voyage en Hollande) beschrijft Diderot in meerdere pagina’s de ontmoeting met Gordon.
Gordon spreekt jaren later, in een brief van 10 april 1778 aan Hendrik Fagel, over een ‘swarte knegt’ bij ‘prinses van gallitsen’. Robert Jacob heeft tijdens zijn bezoeken aan de salon aan de Kneuterdijk ruim de tijd genomen om met deze zwarte bediende te spreken ‘met betrekking tot enige woorden van zyn taal’. Door deze gesprekken kan hij concluderen dat verschillende woorden uit diens Afrikaanse taal overeenkomen met die van de lokale gemeenschappen die Gordon in zuidelijk Afrika heeft ontmoet.
Kaapse ambitie – Een mooi rapport
Vanaf het moment dat Gordon op 1 juni 1774 weer voet aan wal zet op de rede van Fort Rammekens in Zeeland weet hij een ding zeker: hij moet en zal terugkeren naar zuidelijk Afrika. Robert Jacob stelt alles in het werk, zijn talent, passie en connecties, om zijn ‘Kaapse ambitie’ te verwezenlijken. Hij maakt zijn wens dan ook direct aan zijn werkgever, de Schotse Brigade, kenbaar. De Conduitelijst, het beoordelingsrapport voor officieren, over het jaar 1774 laat dit mooi zien. Niet alleen blijken hieruit de vele talen en wetenschappen die Gordon beheerst, maar staat de ‘Kaapse ambitie’ zwart op wit vermeld.
Allround natuurhistorisch wetenschapper
Onder de kop ‘Welke Taalen hij Spreekt’ staat vermeld: ‘Engelsch, Hollandsch, Fransch, Latijn, Italjaansch’. We weten uit inscripties in vriendenboekjes dat hij daarnaast de Griekse taal machtig was. In zijn latere Kaapse tijd wordt meermaals Gaelic genoemd. Over de ‘ijver en ambitie tot den Dienst’ van Robert Jacob Gordon wordt gemeld: ‘heeft ijver en ook Caapshe Ambitie’. Leuk is het segment ‘Wat voor Weetenschappen hij heeft’. Hier heeft de commandant van het Gordon regiment voor Robert Jacob – als enige van alle officieren – bij lange niet genoeg ruimte beschikbaar. Hij behelpt zich maar met een enzovoort enzoverder: ‘Geometry, Geography, Astronomy &c &c ’. Onder deze et cetera vallen onder meer de kennis van anatomie, zoölogie, botanie en antropologie. In al zijn werk toont Gordon zich een allround natuurhistorisch wetenschapper.
De brief van Van Plettenberg – ‘het zaadje’
In 1775 brengt een aantal brieven de bal voor Robert Jacob Gordon echt aan het rollen. Het begint met een brief die hij eind juli vanuit Kaap de Goede Hoop ontvangt. Deze brief, gedateerd 12 april 1775, is geschreven door de inmiddels officieel aangestelde gouverneur van de Kaapkolonie, Joachim van Plettenberg. De gouverneur feliciteert Gordon met ‘desselft aanstelling tot Capitein’ en hoopt hij dat deze ‘promotie binnen korten mag verstrekken tot een trap van verdere bevordering’. Hij voegt eraan toe: ‘sullende het mij bijsonder aangenaam weesen soo wanneer genie en geleegentheid mogten medewerken deese plaats te verkiesen’.
Van Plettenberg tempert de hoop iets met de woorden dat ‘het moeilijk sal sijn in rang van Capitein na herwaarts te koomen: de tijt sal het leeren kunnende’. De gouverneur verzekert Gordon in elk geval van zijn bereidwilligheid om het hem aan de Kaap zo aangenaam mogelijk te zullen maken ‘als in mijne vermogens sal sijn, en den dienst sal toelaten. Dit is geen compliment maar ernst’.
Van Plettenberg meldt verder dat kapitein James Cook, ‘eindelijk hier, na een afweesen van ruim 2 Jaar, weder gearriveerd’ is. Hij schrijft over de moeilijkheden die Cooks expeditie in de zuidelijke zeeën heeft ondervonden, over de vele ijsbergen en de nauwkeurige metingen en correcties die zijn gedaan bij het in kaart brengen van de wereldkaart tot 70 a 71 graden zuiderbreedte.
De gouverneur sluit de brief af met de melding dat hij via Vosmaer vragen heeft ontvangen omtrent de uitspraak van woorden in de taal van de Khoikhoi, maar dat hij zelf daarop het antwoord niet kan geven. Hij schuift Robert Jacob hierbij naar voren als spreker van de taal en vraagt of Gordon, wanneer hij weer in Den Haag is, Vosmaer hierbij als kenner wil helpen.
De brief aan Allamand
Gordon ziet zijn kans schoon en begint zelf te schrijven. Op 29 juli 1775 schrijft Robert Jacob aan zijn vriend professor Allamand over de brief die hij van gouverneur Van Plettenberg heeft ontvangen en de interessante informatie die erin staat over de expeditie van James Cook: het eerste zekere nieuws, afkomstig van kapitein Cook zelf. Gordon geeft in zijn brief aan dat hij, met steun van de gouverneur, aan de Kaap hetzelfde zou kunnen doen. Voor de zekerheid voegt hij de ‘aanbevelingsbrief’ van Van Plettenberg aan de zijne toe, en meldt dat hij later die week ook al een bezoek aan Den Haag heeft ingepland.
De brieven aan Allamand brengen een kettingreactie teweeg. De professor stuurt ze door naar Vosmaer via wie ze vervolgens in handen komen van stadhouder en prins van Oranje, Willem V.
Gordon & Cook: de Memorie van Gordon
Een volgende brief is gericht aan Hendrik Fagel, Gordons Haagse vriend en griffier van de stadhouder en Staten-generaal. De memorie, een beschouwing over ziekte en de dood op schepen van de VOC maakt indruk. De eerste zin spreekt wat dat betreft boekdelen: “De redenen der veele Zieken en dooden op de Hollandsche Oostindische Schepen zijn veelvuldig; ik zal de zulken die onder mijn bereijk gekomen zijn tragten aan te wijzen met het geene men er in konde voorzien.”
Robert Jacob geeft in deze verhandeling zijn bevindingen en ideeën weer over het leven en de omstandigheden aan boord van de Nederlandse Compagnieschepen in vergelijking met die op de Britse en Franse schepen. Het aantal zieken en doden op VOC-schepen blijkt beduidend groter dan op schepen van andere Europese koloniale mogendheden. Gordon gebruikt hierbij naast zijn eigen ervaringen specifiek de informatie uit de expedities van James Cook.
Robert Jacob Gordon is overduidelijk begaan met de vele zieken aan boord van de VOC-schepen. Geen wonder na wat hij zelf heeft meegemaakt aan boord en getroffen door het leed van zijn vrienden. Hij komt met tal van aanbevelingen die de situatie aan boord van de VOC-schepen kunnen verbeteren. Uit de memorie blijkt dat Gordon aan boord van het schip al te werk ging en observeerde als een medicus en antropoloog. Hij beschrijft de situatie aan boord zoals hij dat later ook doet op zijn reizen door zuidelijk Afrika en bij de verschillende lokale leefgemeenschappen van Khoikhoi, San, Xhosa én kolonistenboeren.
Vrienden en kruiwagens
De leerschool van zijn ‘plezierreis’ leest zo als proeve van bekwaamheid. Hendrik Fagel zorgt er direct voor dat kopieën van de memorie van Gordon terechtkomen bij de Stadhouderlijke Secretarie waarvoor hij werkzaam is en bij landsadvocaat Johan Cornelis van der Hoop (1742-1825).
De brieven openen alle deuren voor Gordon als kenner en expert. Niet alleen in de salons en onder wetenschappers, maar ook bij de bewindhebbers van de Compagnie en bij Willem V, prins van Oranje, stadhouder en beschermheer van zowel VOC als de Schotse Brigade. Alle lezers dragen bij om de ambitie van Gordon te helpen verwezenlijken. Gelijkertijd hebben Allamand, Vosmaer, Willem V en de Heren Zeventien de man gevonden die hun belangen verstaat en kan behartigen.
Creatief met posten
Er is, zoals Van Plettenberg al schreef, geen vacature beschikbaar of positie in het Kaapse garnizoen vrij die de komst van een kapitein vereist of kan verantwoorden. In de Republiek wordt daarom in opdracht van stadhouder Willem V, en in samenspraak met de Heren Zeventien, een functie voor Robert Jacob Gordon gecreëerd. Hij krijgt een positie als kapitein in het Kaapse garnizoen met een eigen opdracht, een ‘employ de confiance’, zoals professor Allamand het later noemt. Gordon heeft in de kolonie aanvankelijk zijn handen grotendeels vrij om in de rol van onderzoeker ten dienste van de prins en Allamand, en diplomaat van het Kaapse VOC-gezag, door de kolonie en binnengebieden van zuidelijk Afrika te reizen, deze te onderzoeken en in kaart te brengen.
De komst van Gordon naar de Kaap en het inpassen van zijn functie binnen de Kaapse militaire hiërarchie heeft iets gekunstelds. Op het moment dat hij als kapitein in het Kaapse garnizoen wordt aangesteld, worden de andere militaire functionarissen volgens de vaste promotieprotocollen in rang aan Gordon aangepast. Met het oog op het toekomstige terugtreden van de huidige hoofdcommandant van het Kaapse garnizoen, luitenant-kolonel Hendrik van Prehn (1733-1785), is Robert Jacob wat betreft anciënniteit diens beoogde opvolger.
Vertrek naar de Kaap
Het Eerste Bataljon van kapitein Robert Jacob Gordon verblijft in Bergen op Zoom wanneer hij in november 1776 op eigen verzoek ontslag krijgt. In het Officiersboekje van dat jaar staat bij de naam van Gordon met inkt genoteerd: “demissie nov 1776”. Er worden geen nieuwe akten opgemaakt om zaken te regelen en vast te leggen nu hij op het punt staat definitief uit de Republiek te vertrekken. De akten uit 1772 behouden hun waarde en blijven gelden. De ouderlijke zegen blijft staan en beide oudere broers blijven zaak- en belangenbehartiger van Robert Jacob.
Het dienstverband bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie gaat officieel van kracht wanneer hij in januari 1777 bij fort Rammekens aan boord stapt van het uitgaande VOC-schip Willem de Vijfde, bestemming Ceylon (Sri Lanka). De naam van het schip waarmee hij zijn nieuwe leven tegemoet vaart kan bijna geen toeval zijn. Het spiegelretourschip is net als de Azië, waarmee Gordon vanaf de Kaap terug naar de Republiek is gekomen, in 1765 gebouwd voor de Kamer Zeeland op de VOC-werf in Middelburg. Schipper is Justinus van Gennep, later collega van Gordon aan de Kaap, wanneer hij in 1782 die andere Gelderlander aan de Kaap, Damiaan Hugo Staring (1736-1783) opvolgt als equipagemeester, het hoofd van alle scheepswerven en redes van de Kaapkolonie.
Kort voor vertrek brengt Robert Jacob op 27 december 1776 een bezoek aan Middelburg en de plaatselijke vrijmetselaarsloge La Philantrope: ‘visiteur La Philantrope, “l’ age d’ Or”, capt au service de la Cie des Grandes Indes’. Het is niet zeker wat de reden van zijn bezoek is geweest. Helaas zijn de betreffende documenten van de loge uit deze periode tijdens de Tweede Wereldoorlog door brand vernietigd. Bartholomeus van de Coppello was eerder dat jaar overleden. Mogelijk werd er bij de laatste bijeenkomst 1776 door de leden van de loge een herdenkingsdienst stilgestaan bij hun overleden ‘Broeder’. Van de Coppello was een oud lid en betrokken bij de oprichting van de Middelburgse loge.
Het grote avontuur kan beginnen
Op 25 januari 1777 vindt eindelijk het vertrek plaats waar Robert Jacob zo lang en hard voor heeft gewerkt. Het schip Willem de Vijfde arriveert op 1 juni 1777 aan de Kaap de Goede Hoop. Een maand later staat hij met het gezelschap van Hickey op de Tafelberg. Het grote avontuur kan beginnen en een ambitie worden verwezenlijkt.
Colofon
Research en tekst: Aschwin Drost, Scribe Diem
Afbeeldingen: De herkomst van de gebruikte afbeeldingen staat vermeld in de onderschriften bij de betreffende afbeelding
Cullinan, Patrick, Robert Jacob Gordon (1743-1795). The man and his travels at the Cape (Kaapstad 1992).
Drost, Aschwin, Ode aan Doesburgse grensverleggers – De familie Gordon (Doesburg 2018).
Gelder, Roelof van, Dichter in de jungle. John Gabriel Stedman, 1744-1797 (Amsterdam 2018).
Hickey, William, Memoirs of William Hickey, 4 vols (Londen 1913-1925). Deel 2, pp. 108-112 over Gordon en dag op Tafelberg.
Panhuysen, Luc, Een Nederlander in de wildernis. De ontdekkingsreizen van Robert Jacob Gordon (1743-1795) in Zuid-Afrika (Amsterdam 2010).
Rookmaaker, Leendert Cornelis, The zoological exploration of South Africa (Rotterdam 1989).
Schoeman, Karel, Cape lives of the Eighteenth Century (Pretoria 2011).
Schoeman, Karel, Swanesang: Die einde van die Kompanjiestyd aan die Kaap, 1771-1795 (Pretoria 2016).
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, september 2022
Meer weten?
Een migrantenfamilie in Doesburg
Doesburg is al in de tijd van de Nederlandse Republiek een stad van nieuwkomers. In de jaren dertig van de achttiende eeuw vestigt het echtpaar Jacob Gordon (1701-1776) en Johanna Maria Heijdenrijk (1709-1783) zich met twee jonge kinderen in een van de huurhuizen in de kloostertuin achter het Arsenaal. In Doesburg worden nog zeven kinderen geboren.
Lees verder >
Jacob Gordon is geboren in Rotterdam en opgegroeid in Schiedam, waar zijn vader onder meer burgemeester, brander en perkamentmaker was. Hij is net als zijn Schotse grootvader, die tijdens de Tachtigjarige oorlog naar de Nederlandse Republiek was gekomen, officier in de Schotse Brigade. Johanna Maria Heijdenrijk is de dochter van een uit Wesel afkomstige predikant en is geboren in Maastricht. Jacob en Johanna hebben elkaar leren kennen toen Jacob als kapitein in de Schotse Brigade in de garnizoensstad aan de Maas was gestationeerd.
Meer over de familie Gordon kun je lezen in het Minizine ‘Ode aan Doesburgse grensverleggers. De familie Gordon’.
Waarom zuidelijk Afrika? Een Zeeuws-Kaapse verklaring
Een intrigerende en grote openstaande vraag is hoe Robert Jacob Gordon op het idee komt om juist naar de Kaap de Goede Hoop te gaan. Het is op het eerste gezicht geen voor de hand liggende keuze. De familie Gordon heeft geen directe banden met de koloniale wereld of de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die de bezette gebieden in zuidelijk Afrika bestuurden. In principe was een reis naar en een verblijf in de Kaapkolonie alleen mogelijk met toestemming van de VOC.
Lees verder >
Maar als je, zoals Robert Jacob Gordon, besluit om naar een van de VOC-koloniën te reizen, waarom dan niet naar de Indonesische archipel? De mogelijkheden en faciliteiten waren voor reizigers vanuit het toenmalige Batavia (Jakarta) beter geregeld of te regelen.
Uit eigen zak betaald
Wat dat betreft is de keuze van collega officier John Gabriel Stedman om naar Suriname te gaan wellicht logischer. Juist in deze tijd vonden daar oorlogen plaats met gevluchte en vrijgevochten slaafgemaakten, de marrons. Stedman vertrekt op 8 december 1772 als kapitein met een militaire expeditie naar Suriname. Voor hem was het salaris, beter dan hij in de Schotse Brigade verdiende, een belangrijke reden. Robert Jacob Gordon heeft geen financiële prikkel voor een verre reis naar een voor Europeanen wonderlijke en goeddeels onbekende wereld. Sterker, de reis dient volledig uit eigen zak te worden betaald.
Het is waarschijnlijk zijn vriend Bartholomeus van de Coppello die belangrijk is geweest bij de keuze voor zuidelijk Afrika. Bartholomeus is zelf al eerder aan de Kaap de Goede Hoop geweest. Hij had eigenlijk naar Batavia willen gaan, maar was onderweg ziek geworden en tijdens de tussenstop aan de Kaap de Goede Hoop achtergebleven om te herstellen. Hier maakte hij kennis met onder anderen Secunde Pieter baron Van Reede van Oudtshoorn (1714-1773) en Secretaris van de Politieke Raad Olof Martini Bergh (1722-1785). Via deze laatste kwam Van de Coppello in contact met de prominente Kaapse familie Bergh en Elisabeth Catharina Bergh (1731-1773). Na enkele maanden trad hij al met haar in het huwelijk. Begin maart 1771 keerde hij met zijn echtgenote terug naar de Nederlandse Republiek.
De informatie en verhalen van Bartholomeus en zeker Elisabeth kunnen voor Gordon motivatie zijn geweest om naar de Kaap te reizen. Het echtpaar heeft daarnaast plannen om terug te keren naar de Kaap. Het is de ideale mogelijkheid voor Robert Jacob om met zijn vrienden mee te reizen.
De nalatenschap van Robert Jacob Gordon
De wetenschappelijke erfenis van Robert Jacob is groot, hoewel het hem zelf helaas nooit gegeven is geweest om zijn kennis en ervaringen te publiceren. De wetenschap en het publiek in Nederland – en Europa – bleef desondanks in het bijzonder door publicaties van professor Allamand en Arnout Vosmaer op de hoogte van ontdekkingen van Gordon.
Lees verder >
Allamand kan al na de eerste reis van Robert Jacob aanvullingen en verbeteringen maken op de bestaande wetenschappelijke kennis in zijn Nederlandse vertaling van Buffon’s ‘Histoire naturelle’. Hij zal dit zijn verdere leven blijven doen. Vosmaer publiceerde op zijn beurt veel ‘Natuurkundige beschrijvingen’ op basis van Gordons informatie. Zij hebben Gordon daarmee internationaal aanzien gegeven binnen de natuurhistorische wetenschap.
Daarnaast is er een persoonlijke nalatenschap van manuscripten en tekeningen van Robert Jacob Gordon. Het betreft honderden tekeningen die door hem en onder zijn supervisie zijn gemaakt, en verschillende documenten, studies en journaals met aantekeningen die hij maakte tijdens en na zijn maandenlange reizen door zuidelijk Afrika. En er zijn brieven van en aan internationale vooraanstaande functionarissen en wetenschappers.
De Gordon Atlas
De tekeningen en manuscripten zijn samengebracht op de website robertjacobgordon.nl, mede mogelijk gemaakt door HetHuisDoesburg, dat de domeinnaam heeft geschonken aan het Rijksmuseum. Het Rijksmuseum heeft sinds 1914 de tekeningen, ook wel bekend als de ‘Gordon Atlas, in bezit. De manuscripten van Robert Jacob zijn in bezit van de Brenthurst Library in Zuid Afrika. Aangevuld met enkele documenten uit het Rijksarchief in Den Haag is het geheel voor onderzoekers en geïnteresseerden online toegankelijk gemaakt ten tijde van de tentoonstelling ‘Goede Hoop. Zuid-Afrika – Nederland vanaf 1600’. Het geheel is een ware natuurhistorische schatkist. Maak door de ogen van Robert Jacob Gordon kennis met zuidelijk Afrika aan het einde van de achttiende eeuw op #link#https://robertjacobgordon.nl/.#link#
De Stichting Doesburg Vertelt streeft ernaar om de Kaapse ambitie van Gordon, en de bijzondere nalatenschap hiervan, als een van de krooncollecties van de stad zichtbaar te maken. De Grote- of Martinikerk, daar waar Robert Jacob in 1743 is gedoopt, moet de plek worden waar zijn tekeningen en geschriften een plek krijgen.
De reis van de nalatenschap van Robert Jacob Gordon naar Europa, die deels eindigt in het Rijksmuseum in Amsterdam en deels in de Brenthurst Library in Johannesburg, is al even avontuurlijk, moeilijk en bijzonder als de reizen van Robert Jacob zelf. Het volledige verhaal wordt op een later moment uit de doeken gedaan, samen met de plannen en realisatie van de net zo spannende plannen in de Doesburgse Grote Kerk.
Over de auteur
Aschwin Drost (Arnhem, 1972). Studie Geschiedenis Radboud Universiteit Nijmegen. Zelfstandig onderzoeker via Scribe Diem (www.scribediem.nl). Onderzoek ‘De Republiek van Gordon’, naar de familie Gordon en aanverwante Gelders families tijdens de zogenaamde lange achttiende eeuw (ca. 1650-1850). Projecten voor o.a. Erfgoed Gelderland (sporen van koloniaal en slavernijverleden in Gelderland) en vanuit het ‘Kwartier Arnhem’ onderdeel van het team HetHuisDoesburg/Doesburg Vertelt.