De jongen uit de Kloosterstraat
Het is maandag 26 juni 1797. In het fraaie huis met erf en ‘plaiziertuin’ van het echtpaar Barthold en Bernardina Van Hasselt-Rasch is zojuist een kindje geboren. De drie zusjes Conrada (zeven), Maria (zes) en Petronella (twee) hebben nu een broertje. Het jongetje wordt een week later, op zondag 2 juli, na de kerkdienst in de Grote of Martinikerk gedoopt. Hij heet Johan Conrad van Hasselt en is genoemd naar zijn grootvader van vaderskant.
Het geboortehuis van Johan Conrad staat in het centrum van het Gelderse IJsselstadje Doesburg aan de Kloosterstraat en Kloostersteeg. In die tijd staat het grote hoekhuis bekend onder de naam ‘Daer de Valck uithangt’. Het perceel krijgt later het kadasternummer C459 en tot in de jaren ‘80 van de twintigste eeuw draagt het de huisnummers 5 en 7. Nieuwbouw in de Kloosterstraat leidt tot hernummering in de straat en tegenwoordig correspondeert het huis van de familie Van Hasselt met het in verschillende wooneenheden gedeelde hoekpand Kloosterstraat 3-5.
Wie waren de bewoners van dit fraaie huis?
Vader mr. Barthold van Hasselt
Barthold van Hasselt (1741-1819) is afkomstig uit de familietak Van Hasselt die in de zeventiende eeuw vanuit het Duitse Kleef carrière en aanzien opbouwt in Zutphen. Barthold is hier op 20 november 1741 geboren als zoon van mr. Johan Coenraad van Hasselt (1708-1778) en Arnoldina Lucretia Wenthold (1714-1793). Hij is het vierde kind in een gezin met negen kinderen.
Barthold studeert Rechten aan de Universiteit van Harderwijk en promoveert in 1766. Hij is in de periode 1773 – 1795 schepen, raad en vele jaren achtereen een van de burgemeesters van Doesburg. Burgemeester Van Hasselt wordt in 1783 door de graafschap Zutphen voor anderhalf jaar benoemd tot afgevaardigde ‘ter vergadering van Hunne Hoog Mogende’, de Staten Generaal.
Moeder Bernardina Antonia Rasch
Bernardina Antonia Rasch (1767-1840) is op 15 juni 1767 geboren binnen twee Doesburgse families die meerdere generaties in nauwe vriendschap verbonden zijn. Zij is het vijfde kind van negen. Haar vader, mr. Bernard Johan Rasch (1735-1816), is advocaat, raad en schepen in Doesburg. Hij is net als Barthold van Hasselt meerdere jaren achtereen burgemeester. Op de Latijnse school en de Universiteit van Harderwijk was hij school- en studiegenoot van Menso Gordon (1732-1783), de oudere broer van Maria Robbertina Gordon (1733-1789), met wie hij na zijn studie Rechten trouwt, op 19 maart 1759 in Harderwijk.
De jongere broer van Menso en Maria Robbertina is Robert Jacob Gordon (1743-1795). Hij is bekend geworden als wetenschappelijk reiziger en natuurhistorisch onderzoeker in zuidelijk Afrika. Johan Conrad van Hasselt treedt met zijn passie voor natuurlijke historie in de voetsporen van zijn oudoom.
Eerder verscheen in de serie Ode aan Doesburgse grensverleggers een minizine over Robert Jacob Gordon.
Het Amsterdamse Rijksmuseum maakte een website over Robert Jacob Gordon.
Huwelijk van Barthold en Bernardina
Barthold en Bernardina trouwen op 26 april 1789 in Doesburg. Hij is op dat moment 47 jaar oud, zij is enkele maanden eerder 21 geworden. Het grote leeftijdsverschil is niet ongewoon, maar vanuit zijn bestuurlijke en maatschappelijke positie oogt een eerste huwelijk op late leeftijd wat vreemd. De vader van Barthold is ruim tien jaar eerder overleden, maar zijn moeder en beide ouders van Bernardina zijn aanwezig bij de plechtigheid. Het huwelijk komt voor Maria Robbertina Gordon nog net op tijd, zij overlijdt twee weken later op 11 mei.
Bernardina en Barthold krijgen samen acht kinderen. Johan Conrad is het vierde kind en de oudste zoon van het gezin. Een van zijn oudere zussen heeft hij nooit gekend, zij stierf voor zijn geboorte al op tweejarige leeftijd.
Doesburgse families op het pluche
Het huwelijk tussen Barthold en Bernardina verbindt de families Van Hasselt, Rasch en Gordon. Familiebanden en bestuurlijke banden raken zo verknoopt. Niet alleen in Doesburg, maar in verschillende Gelderse steden, waar familieleden actief zijn in het stedelijke en provinciale bestuur, en aan de gerechtshoven. Je ziet geregeld dat dergelijke aanzienlijke burgers proberen de bestuursfuncties binnen de families te houden en echte ‘plucheplakkers’ zijn.
Barthold is als schepen en raad van Doesburg na zijn huwelijk meermaals samen met zijn schoonvader Bernard Johan Rasch een van de burgemeesters. Zij maken deel uit van het stadsbestuur tijdens de omwenteling in 1795, als het erfstadhouderschap van prins Willem V van Oranje-Nassau wordt afgeschaft en vervangen door de Bataafse Republiek. Barthold lijkt geen last te hebben gehad van de daaropvolgende politieke verschuivingen. Hij wordt in 1798 raadsheer bij het Hof van Justitie van Gelderland in Arnhem en vervolgens van 1799-1802 bij het Departementaal Gerechtshof van de Oude IJssel in Deventer.
Van Hasselt wordt na de periode in Overijssel aangesteld als drost, of baljuw, en landschrijver van de Heerlijkheid Didam. Hij bekleedt deze functie tot 1811. Barthold is van 1810 tot aan zijn dood vrederechter, tot 1813 Juge de Paix genoemd, van Doesburg.
Jeugd in Doesburg, 1797-1815
Johan Conrad van Hasselt groeit in Doesburg op in een revolutionaire en spannende tijd. Verschillende staatsvormen volgen elkaar in zijn jeugd op. De Bataafse Republiek wordt in 1806 het Koninkrijk Holland onder koning Lodewijk Napoleon, de jongere broer van de Franse keizer. Napoleon Bonaparte slokt het koninkrijk in 1810 op in zijn keizerrijk. Na de val van Napoleon wordt in 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder koning Willem I vastgelegd.
Doesburg kent een jarenlange Franse bezettingsmacht gedurende de jeugd en tienerjaren van Johan Conrad. Hij maakt als 16-jarige jongen de ronduit gevaarlijke gebeurtenissen in het najaar van 1813 mee, nadat de Grande Armee van Napoleon de ‘Volkerenslag’ bij Leipzig verliest en zich terugtrekt achter de Rijn. Het IJsselstadje wordt kortstondig door Pruissen en Kozakken veroverd, maar al snel opnieuw heroverd door de Franse bezetter. Het is een periode van grote angst en geweld, vernieling en plundering in de stad.
Lees ook Doesburg in november 1813
Les op de Latijnse School
Johan Conrad volgt van 1811 tot 1815 onderwijs op de Latijnse school aan het kerkhof, niet ver van zijn ouderlijk huis. In de tijd van Johan Conrads schoolgang zijn er drie onderwijzers. Jan Weeling (1786-1862) is van 1808-1817 leermeester, of preceptor. Hij heeft een goede band met Van Hasselt en heeft mogelijk een grote invloed op de ontwikkeling van Johan Conrad gehad. Er is verder een conrector, J.C. Steuerwald en vanaf 1811 ook een schrijfmeester, A. Vyzelaar.
De ochtendlessen worden van maart tot oktober gegeven van 08:30 tot 11:00. In de wintermaanden beginnen de lessen om 09:00. In de namiddag zijn er lessen van 14:00 tot 16.00. De jongens op de Latijnse school hebben zes weken zomervakantie, de wintervakantie duurt vijf weken. Daarnaast hebben de kinderen met Pasen en Pinksteren nog eens 8 dagen vrij.
Studeren in Groningen
Theodorus van Swinderen (1784-1851) is in 1815 de eerste professor Natuurlijke Historie aan de Universiteit van Groningen. De pas aangetreden professor zoekt actief naar studenten, als een ware talentenscout. Hij brengt in de zomer van 1815 een bezoek aan Doesburg en ontmoet Johan Conrad van Hasselt. Onder de indruk van de jongeman overtuigt de professor Johan Conrad in een omgekeerde sollicitatie om naast Geneeskunde ook Natuurlijke Historie te gaan studeren aan de Groningse Universiteit.
Johan Conrad komt in december 1815 naar Groningen en schrijft zich op dinsdag 2 januari 1816 in als student Geneeskunde. De studie Natuurlijke Historie begint na de zomer van 1816. Van Hasselt woont in de voorname Heerestraat in het centrum van Groningen. Professor Van Swinderen heeft dan ook de talentvolle Heinrich Kuhl (1797-1821) in het Duitse Hanau opgezocht en gestrikt als student Natuurlijke Historie. Van Swinderen stelt de twee studenten aan elkaar voor en er ontstaat direct een innige en onafscheidelijke vriendschap tussen Van Hasselt en Kuhl.
Van Swinderen begint na zijn aantreden in 1815 een Museum van Natuurlijke Historie in de Sint Jansstraat. Heinrich Kuhl vindt hier ook zijn woonruimte. De professor heeft een goede inschatting van de karakters van de jongens gemaakt. De twee vrienden brengen samen uren door in het museum, ook buiten openingstijden. Johan Conrad en Heinrich vullen elkaar en hun gezamenlijke en afzonderlijke onderzoeken goed aan. Van Hasselt is meer bedreven in anatomie en fysiologie, Kuhl blinkt uit in systematische en faunistische kennis, het inzicht in verspreidingsgebieden en voorkomen van diersoorten.
Prijsvraag
Dit blijkt direct uit een prijsvraag die tijdens hun eerste studiejaar wordt uitgeschreven, ‘Over de geleidelijke overgangen in de klasse der zoogdieren’. De twee schrijven beide excellente en prijswinnende essays, waarbij Johan Conrad de tweede prijs wint en Heinrich de eerste prijs wordt toegekend. Van Hasselt en Kuhl worden na de prijsuitreiking op 9 oktober 1817 gekozen tot ereleden van het Natuur- en Scheikundig Genootschap (sinds 1976 het Koninklijk Natuurkundig Genootschap). Ze zijn dan net twintig jaar oud en tweedejaars studenten. De twee gaan verder met hun gezamenlijke onderzoek naar de vergelijkende anatomie van vogels en vissen en doen geregeld verslag over hun onderzoeken tijdens bijeenkomsten van het genootschap.
Vrienden voor het leven
Johan Conrad keert na afloop van het eerste studiejaar in 1817 voor de zomervakantie terug naar zijn ouders in Doesburg. Heinrich Kuhl bezoekt zijn vader in Hanau en ontmoet verschillende wetenschappers in Duitsland. Op de weg terug naar Groningen reist hij via Doesburg. Hij treft hier zijn vriend Johan Conrad en maakt kennis met de familie Van Hasselt.
Van Hasselt en Kuhl maken na afloop van het tweede studiejaar samen een wandelreis van drie maanden door Duitsland. Ze bezoeken prominente wetenschappers en volgen lezingen in verschillende universiteitssteden. Vervolgens gaan ze naar de vader van Kuhl in Hanau. Het lijkt zo, terugdenkend aan het eerdere bezoek van Kuhl aan Doesburg, bijna op wederzijdse familiebezoekjes, waarbij de twee hun vriend voorstellen aan hun ouders.
Wandelreis naar Zwitserland
Johan Conrad en Heinrich beginnen op 2 september 1819 aan een volgende ‘Europese tour’. De twee worden dit keer vergezeld door een gemeenschappelijke vriend, Hermanus Cremer. Hij is net als Van Hasselt medisch student in Groningen. Ze bezoeken onder meer Brussel, Luik, Aken en Hanau, waar Kuhl achterblijft. Van Hasselt en Cremer vervolgen hun reis te voet naar Zwitserland.
Johan Conrad en Hermanus leggen de wandeltocht door Duitsland en Zwitserland in ongeveer anderhalve maand af! Dit is nog bewonderenswaardiger wanneer je beseft dat deze voerde door heuvel- en bergachtige gebieden, terwijl Van Hasselt en Cremer afkomstig zijn uit een land met nauwelijks hoogteverschillen. Johan Conrad heeft zijn ‘oefening’ in zijn jeugd hooguit op de Posbank en Veluwezoom gehad.
De voettocht brengt Johan Conrad en Hermanus van Hanau naar Darmstadt, Heidelberg, Karlsruhe en door het Zwarte Woud naar Schaffhausen. De twee vervolgen hun tocht door Zwitserland, waar ze onder meer de Rigi en St. Gotthard beklimmen en ‘met Schiller in de hand’ de geboorteplaats van Wilhelm Tell bezoeken. Van Hasselt is volkomen in de ban van de natuur en de mensen in het Alpenland.
Tijdens de herdenkingsdienst na de dood van Johan Conrad citeert professor Van Swinderen uit een brief die Van Hasselt aan een van zijn zussen, waarschijnlijk Maria Robertina Bernardina Johanna van Hasselt (1791-1857) heeft geschreven. “Hoe veel schoons, welke heerlijke streken […] gij [zult] kunnen begrijpen, wanneer ik u zeg, dat schoon ik slechts ruim eene halve maand in Zwitserland was, ik echter reeds zoodanig aan het land verbonden ben, dat ik het niet alleen met groot leedwezen heb verlaten, maar dat zelfs thans zeer goed gevoelen kan, waarom de Zwitser in geen ander land gelukkig kan zijn, dan tusschen zijne Alpen.”
Studie, onderzoek en bezoek in Parijs
Van Hasselt en Cremer keren vanuit Zwitserland terug en treffen Kuhl begin november in Straatsburg. Het einddoel van de drie studenten is Parijs. Hier verblijven ze meerdere maanden in de Rue Copeau, nummer 4 (tegenwoordig Rue Lacépède). Deze straat komt uit op het grote park de Jardin des Plantes, waar zich de botanische tuinen, dierentuin en museum van natuurlijke historie bevinden.
Met het oog op hun promoties volgen Van Hasselt en Cremer medische studies aan de universiteit en in het ziekenhuis. Kuhl bestudeert de collecties van het Museum National d’Histoire Naturelle. Johan Conrad voegt zich na zijn lessen zo vaak hij kan bij zijn vriend. Samen werken zij aan hun onderzoek naar vergelijkende anatomie. De resultaten van hun gezamenlijke studie wordt in 1820 gepubliceerd als ‘Beiträge zur Zoologie und vergleichende Anatomie’.
Van Hasselt en Kuhl worden geregeld op zaterdagavond uitgenodigd bij de wetenschappelijke soirees van de beroemde natuuronderzoeker, zoöloog en paleontoloog Georges Léopold Chrétien Frédéric Dagobert Cuvier (1769-1832). Ze worden ook bij natuuronderzoeker en wetenschappelijk reiziger Alexander von Humboldt (1769-1859) thuis ontvangen.
Er is daarnaast bezoek uit Nederland. Johan Conrad en Heinrich ontmoeten op 24 en 26 januari 1820 Coenraad Jacob Temminck (1778-1858). Hij is ornitholoog en wordt later dat jaar de eerste directeur van het nieuwe Rijks Museum van Natuurlijke historie in Leiden (tegenwoordig Naturalis Biodiversity Center). Temminck en Van Swinderen hebben grootse plannen met de twee vrienden.
Gepromoveerd en uitverkoren
Johan Conrad keert na ruim twee maanden Parijs terug naar Groningen. Hij ontvangt op 13 mei 1820 de titel Medicinae Doctor na de succesvolle verdediging van zijn thesis ‘Dissertatio medico-anatomica inauguralis exhibens observationes de metamorphosi quarundam partium rana temporariae’, een medisch-anatomische dissertatie over de veranderingen tijdens de ontwikkelingsstadia van kikvorsen. Van Hasselt weet op dat moment al dat hij samen met zijn vriend Kuhl als jonge twintiger uitverkoren is door de wetenschappelijke elite en koning Willem I om op onderzoek te gaan in de Indonesische archipel.
De ‘Dissertatio medico-anatomica…’ van J. C. van Hasselt.
Van Hasselt en Kuhl zijn op 2 mei 1820 via een ministerieel besluit aangewezen als de eerste gedelegeerden van de zojuist opgerichte Natuurkundige Commissie voor Nederlands-Indië. De twee veelbelovende onderzoekers krijgen commissie om vier tot zes jaar onderzoek te doen in Nederlands-Indië en verzamelingen aan te leggen. Het onderzoeksteam bestond verder uit taxidermist (preparateur) en tekenaar Gerrit van Raalten (1797-1829) en schilder Gerrit Laurens Keultjes (1786-1821). Na terugkeer in Nederland zouden Johan Conrad en Heinrich nog drie jaar tijd krijgen om hun ervaringen op te schrijven, het verzamelde materiaal verder te bestuderen en de resultaten te publiceren.
Afscheid
Het is een vervelend gegeven dat er geen dagboeken of memoires van Johan Conrad of zijn directe familie bekend zijn. Hierdoor is onbekend of hij na het behalen van zijn M.D. in mei en het vertrek vanuit Amsterdam in juli nog in Doesburg is geweest om afscheid te nemen. Vader Barthold was een jaar eerder in februari 1819 overleden en zijn oudere zussen hebben het ouderlijk huis inmiddels verlaten. Moeder Bernardina woont nog wel in Doesburg, zijn jongere zus en broertjes mogelijk ook. Johan Conrad zal zeker van zijn moeder afscheid hebben willen nemen voor zijn vertrek. De aanstaande reis is een spannende en gevaarlijke onderneming, waarvan velen nooit terugkeren.
Het is zeker dat Van Hasselt enige tijd in Amsterdam is. Kort voor hun vertrek naar de Indonesische archipel brengen Van Hasselt en Kuhl een flitsbezoek aan Groningen. Hier nemen de twee afscheid van professor Van Swinderen. Mogelijk was er nog tijd om ook een bezoek te brengen aan zijn oudere zus Maria Robertina Bernardina Johanna van Hasselt. Zij woont op Huize Ewsum in Middelstum als barones en echtgenote van jonkheer Edzard Jacob Lewe van Middelstum (1783-1856). Misschien is dit zelfs wel de plek waar Johan Conrad afscheid neemt van zijn familie. We weten dat moeder Bernardina na de dood van haar echtgenoot Barthold geregeld naar Middelstum gaat en hier ook enige tijd woont.
Naar Java
Kuhl en Van Hasselt stappen opgetogen en met grootse plannen aan boord van de Nordloh. Het schip vertrekt op 11 juli 1820 van de rede van Texel. Bestemming: Batavia, het huidige Jakarta. Johan Conrad is net 23 jaar oud. De twee enthousiaste vrienden maken direct gebruik van alle mogelijkheden en kansen die de zeereis biedt. Ze verzamelen, determineren, tekenen en conserveren vissen en zeewieren. De eerste stop op de lange zeereis is bij Madeira. De onderzoekers maken dankbaar gebruik van de vijf dagen verblijf op het eiland. Johan Conrad en Heinrich beklimmen onder meer de hoogste berg op het eiland, de Pico Ruivo, en verzamelen ongeveer 1000 planten van 224 verschillende soorten.
De Nordloh vertrekt op 3 augustus van Madeira en arriveert op 9 oktober 1820 aan de Kaap de Goede Hoop. Het schip wordt hier bevoorraad voor het tweede deel van de lange reis. Het onderzoeksteam heeft veertien dagen de tijd om specimen op de stranden en in de bergen op het Kaapse schiereiland te verzamelen. Van Hasselt en Kuhl bestuderen ook de geologie van de Tafelberg. Heeft Johan Conrad erbij stilgestaan dat hij hier letterlijk in de voetsporen van zijn oudoom Robert Jacob Gordon treedt?
Op 24 oktober vertrekken de onderzoekers, met twee grote vaten vol zoölogische specimen en een grote hoeveelheid bloembollen en zaden voor ‘s Lands Plantentuin van Buitenzorg, de hortus botanicus Kebun Raya Bogor, “zoodat wij met eenen rijken schat de Kaap verlaten”. De kapitein van de Nordloh was minder te spreken over de ruimte die de grote verzameling in beslag nam.
Wetenschappelijke avonturiers
Het onderzoeksteam bereikt eind december 1820 Batavia, het huidige Jakarta, na een reis van bijna zes maanden. Johan Conrad en Heinrich verblijven op uitnodiging van gouverneur-generaal Godert Alexander Gerard Philip baron van der Capellen (1778-1848) in de botanische tuin van Buitenzorg, Bogor, om aan het tropische klimaat te wennen. Van Hasselt en Kuhl gebruiken de eerste vier maanden dan ook om in de directe omgeving te verzamelen, beschrijven, tekenen en conserveren.
Een cholera-uitbraak verhindert het plan om naar Banten in westelijk Java te reizen. Het team besluit daarom in mei, juni en juli 1821 hun onderzoek te verrichten bij de vulkanische bergen ten zuiden van Bogor. Het beklimmen van bergen is niet eenvoudig in die tijd. Er waren onderweg, en zeker op de Gunung Salak, Gunung Gede en Gunung Pangrango nauwelijks of geen paden en andere voorzieningen. Los daarvan zijn de jonge onderzoekers onbekend met de tropische hitte, waarbij zij ondanks de warmte bij stortregens doorweekt en verkleumd raken.
De moeilijke omstandigheden blijken uit een brief van 8 augustus 1821 die Van Hasselt en Kuhl aan professor Van Swinderen schrijven: “Wij komen zoo even terug van eene zeer bezwaarlijke bergreis: want niettegenstaande al de mislukte ondernemingen, is het ons eindelijk gelukt, den top van den Pangerango te bereiken”.
Johan Conrad verklaart de haast en ongedurige ijver en inspanningen om het uiterste te trotseren en die het team tot de afmattende tochten en beklimmingen drijft: “De menigte planten gedurende zoo een moeilijke reis verzameld in orde te brengen, te beschrijven, te doen teekenen, verleidde ons tot zulk eene handelswijze, zou niet het verzamelde verloren gaan”. Van Hasselt en Kuhl verzamelen naast planten veel reptielen, amfibieën en slangen.
Geïnteresseerden en krantenlezers in Nederland worden deelgenoot van alle inspanningen, onderzoekingen en voorlopige resultaten. Zij kunnen de avonturen vertraagd, maar op de voet volgen. Extracten uit brieven die Johan Conrad en zijn vriend sturen naar de Natuurkundige Commissie, museumdirecteur Temminck en professor Van Swinderen worden regelmatig gepubliceerd in de Algemeene Konst- en Letter-Bode.
De tragische dood van een vriend
Twee weken na de beklimming van de Pangrango wordt Kuhl na alle ontberingen ernstig ziek. Hij heeft last van diarree en krijgt hepatitis. Johan Conrad is een getraind arts en verpleegt zijn doodzieke vriend in Buitenzorg. Het mag niet baten. Heinrich Kuhl overlijdt na vier weken ziekbed op 14 september 1821, drie dagen voor zijn 24ste verjaardag. Twee dagen later overlijdt ook tekenaar Gerrit Keultjes.
Johan Conrad is verslagen en rouwt om zijn dierbare vriend, met wie hij vijf jaar heeft samengeleefd en intensief gestudeerd, gereisd en gewerkt. Hij brengt het droevige nieuws in een brief aan professor Van Swinderen en uit zijn verdriet: “Verschrikkelijk zullen voor u deze woorden zijn, die ik u schrijf: Ik heb mijn vriend verloren! Diep, diep ongelukkig blijf ik terug; gescheiden van de mijne, gescheurd van een vriend, met wien ik vijf jaren onafgebroken leefde […] Ach ik voel mij zeer ongelukkig.”
Van Hasselt is zodanig van slag dat gouverneur-generaal Van der Capellen het verstandig acht hem in zijn residentie te huisvesten tot hij weer is aangesterkt en opgeknapt.
Onderzoek in Banten
Johan Conrad heeft op het sterfbed van zijn vriend beloofd hun gezamenlijke onderzoeken voort te zetten en af te ronden. Na enkele maanden rust en herstel reist Van Hasselt begin 1822 naar de kuststreek rond Batavia voor ichtyologisch (viskundig) onderzoek. De vrienden hebben sinds hun aankomst op Java zoetwatervissen verzameld en bestudeerd. Aan de kust kan Johan Conrad nu zeevissen onderzoeken en verzamelen.
Van Hasselt vertrekt in augustus 1822 samen met preparateur Gerrit van Raalten naar het westen van Java, naar Banten, in de koloniale tijd ook bekend als Bantam. Bij Anyer, aan de kust van Soenda Straat (Selat Sunda), de zeestraat tussen Java en Sumatra, verzamelt Van Hasselt naast vissen ook veel soorten weekdieren.
Begin maart 1823 wordt Van Raalten ziek en moet noodgedwongen terugkeren naar Buitenzorg. Gouverneur-generaal Van der Capellen stuurt daarop tekenaar Jannes Theodorus Bik (1796-1875) als vervanger. Bik arriveert op 23 maart bij Van Hasselt in Anyer. Samen beklimmen zij bergen in de regio, de Gungung Karang en Gunung Poelasari. Ze bezoeken ook de eilanden in de Soenda Straat. Hier overleven Johan Conrad en zijn tekenaar een orkaan en grote aardbeving.
In de dood herenigd
Het is eind augustus 1823 wanneer Johan Conrad in zuidelijk Banten bij Tjilangkahan, ook wel Cilangkahan genoemd, plotseling ernstig ziek wordt. Hij heeft koorts en diarree. Jannes Bik probeert zo snel mogelijk met de zieke Van Hasselt terug te keren naar Bogor. De tocht gaat over moeilijk begaanbare paden en door ontoegankelijk gebied. De gezondheid van Johan Conrad verslechtert ondanks de grote zorg van Bik schrikbarend snel.
Johan Conrad van Hasselt overlijdt twee dagen na aankomst in Buitenzorg in de vroege morgen van 8 september 1823, slechts 26 jaar jong. Hij wordt naar zijn laatste wens in hetzelfde graf als zijn vriend Heinrich Kuhl bijgelegd op de begraafplaats van toenmalig ‘s Lands Plantentuin van Buitenzorg, de huidige Kebun Raya Bogor op Java.
‘Temmincks kanonnenvoer’_
Zij zijn zeker niet de enige jonge wetenschappelijke slachtoffers van wie veelbelovende levens en carrières in de knop zijn gebroken. Van de 18 onderzoekers die door de Natuurkundige Commissie worden uitgezonden overleven 11 de zware omstandigheden niet. Na Kuhl, Keultjes en Van Hasselt overlijdt ook Van Raalten, in 1829, in de archipel. Men spreekt daarom wel eens over ‘Temmincks kanonnenvoer’.
Gouverneur-generaal Van der Capellen gaf na het overlijden van Heinrich Kuhl opdracht om een grafmonument op te richten. Van Hasselt wordt hier amper twee jaar later bijgelegd. De Belgische landschapsschilder, naturalist en architect Antoine Auguste Joseph Payen (1792-1853) maakte het ontwerp en overzag de bouw. Het grafschrift, nu plotseling voor twee veel te jong overleden onderzoekers, is gemaakt door de botanicus Caspar Georg Carl Reinwardt (1773-1854).
De tekst bevat enkele schoonheidsfoutjes. Zo wordt de leeftijd van Kuhl als 25 vermeld, terwijl hij net geen 24 is geworden. Bij Van Hasselt is de tweede naam als Corn. ‘Cornelis’ afgekort en is hij afkomstig uit Groningen in plaats van Doesburg. In de Nederlandse vertaling van Charles Klaver luidt de tekst als volgt:
‘Ter nagedachtenis aan Henricus Kuhl uit Hanau, en Joh. Corn. Van Hasselt uit Groningen, medisch artsen, die begunstigd door de koning, hier naartoe gestuurd zijn om de natuur te bestuderen. Beiden begenadigd met een excellente geest en ijverig in hun studies, maar vooral in gedrag. Samengekomen in een speciale vriendschap tijdens hun jeugd, zijn zij, na nauwelijks hun werk met grote toewijding te zijn begonnen, bezweken aan een vroegtijdige dood ten gevolge van uitputting door inspannend werk en excessieve vermoeidheid, hetgeen bitter is voor het vaderland en hun vrienden. Eerstgenoemde op 14 sept. 1821, 25 jaar oud, de tweede op 8 sept. 1823, 26 jaar.’
Op de achterzijde heeft ook gouverneur-generaal Van der Capellen zijn bijdrage in Latijn laten aanbrengen. In de vertaling van Charles Klaver staat er: ‘God. Alex. Ger. Phil. baron van Capellen, gouverneur-generaal over heel Nederlands Oost-Indië, heeft dit monument opgericht zodat zij, die alles in leven deelden, ook samen zullen zijn na hun dood, om te dienen als voorbeeld van toewijding, vriendschap en liefde voor wetenschap.’
Rouw in de familie en de wetenschap
Het droevige nieuws bereikt bijna vier maanden later Nederland en moeder Bernardina Antonia Rasch. Zij woont op dat moment op Huize Ewsum in Middelstum, bij haar dochter Maria Robertina Bernardina Johanna van Hasselt. Vanuit Middelstum schrijft Bernardina op 3 januari 1824 een overlijdensbericht dat in verschillende kranten wordt geplaatst, waaronder de Groninger Courant.
In de Nederlandsche Staatscourant verschijnt het volgende bericht: “Groningen, den 10 Januarij. Op den 1sten dezer, heeft men hier uit Batavia het treurig berigt ontvangen, dat de heer J. C. van Hasselt, med. doctor, sedert 1820, op last van het nederlandsch gouvernement, met wijlen den heer Kuhl, naar de Indische bezittingen vertrokken, ten einde in het vak der natuurlijke historie ontdekkingen te doen, op den 8sten september, te Buitenzorg, op Java, overleden is. Zeer groot is wederom dit verlies voor het vaderland en de wetenschap, die hij met den onvermoeidsten ijver en geestdrift beoefende.”
De Algemeene Konst- en Letter-Bode voor het jaar 1824 eindigt het overlijdensbericht op vrijdag 16 januari met de woorden “… groot waren de verwachtingen, welke men met regt van zulk eene roemvol begonnene loopbaan kon te gemoet zien; treurig staart men thans, helaas! op het graf, hetwelk de twee vrienden herenigt”.
Herdenkingsdienst in Groningen
Theodorus Van Swinderen belegt een speciale bijeenkomst van het Natuur- en Scheikundig Genootschap. In de universiteitskerk van Groningen wordt op 31 maart 1824 een herdenkingsdienst gehouden ter nagedachtenis aan de overleden Johan Conrad van Hasselt, waarbij ook familie aanwezig is. De familieleden worden niet met naam genoemd, maar het is aannemelijk dat het in elk geval om Bernardina en Maria gaat, moeder en zus van Johan Conrad, die dichtbij Groningen wonen.
Professor Van Swinderen houdt, net als twee jaar eerder voor Heinrich Kuhl, een uitgebreide lofrede en levensbeschrijving ter ere van zijn oud-student en vriend. Aan het begin van zijn voordracht zegt hij over Johan Conrad: “Mijn toehoorder is hij gebleven zoo lang hij hier was, mijn vriend zoo lang hij leefde”. Het is waarschijnlijk dat Van Swinderen bij de voorbereiding van zijn bijdrage gebruik heeft maakt van informatie van Bernardina en Maria en zo uit de brief van Johan Conrad aan zijn zus kan citeren. De publicatie van ‘Bijdragen tot eene schets van het leven, het karakter en de verdiensten van wijlen Dr. J. C. Van Hasselt door Th. Van Swinderen’ vormen de basis van alle latere levensbeschrijvingen en biografieën.
Voortleven van een vriendenpaar
Johan Conrad van Hasselt en Heinrich Kuhl gaan vanaf het eerste moment van hun natuurhistorische ontdekkingsreis onvermoeibaar te werk. Zij ontzien zichzelf niet en geven uiteindelijk letterlijk hun leven voor natuurlijk onderzoek. De hoeveelheid botanische, zoölogische en mineralogische specimen die de twee vrienden verzamelen en beschrijven in de korte tijd die hen is gegeven, is verbluffend.
Geen van de vier oorspronkelijke leden onderzoeksteam keert terug naar het vaderland. Dankzij de langstlevende van hen, Gerrit van Raalten, worden de verzamelde gegevens en specimen toch ondergebracht in het pas opgerichte Rijks Museum van Natuurlijke Historie in Leiden, het tegenwoordige Naturalis Biodiversity Center.
De indrukwekkende verzameling omvat 200 skeletten en 200 huiden van 65 soorten zoogdieren, 2000 vogelhuiden, 1400 exemplaren vissen van 420 vissoorten, 300 amfibieën en reptielen van 90 soorten en vele insecten en weekdieren. Daarnaast nog al het verzamelde botanische en mineralogische materiaal.
Van Raalten treedt na de dood van Van Hasselt op als diens executeur testamentair en draagt zorg voor alle verzamelingen, tekeningen en manuscripten. Hij verscheept allereerst de specimen naar Nederland, waar deze vanaf juli 1824 in fasen aankomen. In december 1825 arriveren tenslotte de manuscripten en 1200 tekeningen veilig in Leiden. De vruchten van de noodlottige onderzoeksreis van Johan Conrad en Heinrich vormen zo ‘de kiem’ van Naturalis.
Dankzij het digitaliseringsproject van Naturalis kan iedere Doesburger op onderzoek en in de voetsporen treden van Johan Conrad van Hasselt.
Colofon
Research en tekst: Aschwin Drost, Scribe Diem
Met speciale dank aan: Evert van Hasselt en José Meuwese
Afbeeldingen:
2, 3 , 4: geboortehuis Kloosterstraat: Aschwin Drost
5: samengesteld beeld burgemeestersechtpaar: HHD/Peter Bakker, bew. Han Jansen
17, 19, 20, 22: Evert van Hasselt
25, 26: Bouwhuis & Journee
Bronnen:
Bouwhuis & Journee, Rapport Noodonderzoek interieur Kerkstraat 43 Doesburg (2014).
Dane, R., Uit het stadsarchief geput II. Vanuit de kelder in het licht (Zutphen 1984). Hierin: ‘De herberg Daar den druif uithangt’, over het huis met de muurschilderingen, pp. 25-30 en ‘De Kleuterschool Kloosterstraat’, over het geboortehuis van Johan Conrad van Hasselt, pp. 37-41.
Klaver, Charles, Inseparable friends in life and death. The Life and work of Heinrich Kuhl (1797-1821) and Johan Conrad van Hasselt (1797-1823), students of prof. Theodorus van Swinderen (Groningen 2007).
Nederland’s Patriciaat 94 (Den Haag 2015), Van Hasselt, pp. 225-454.
Petersen, Jan van, De lange schoolweg. Een rondgang door de onderwijsgeschiedenis van de Liemers en Doesburg (Zutphen 1984).
Regionaal Archief Zutphen, Familiearchief Van Hasselt 0023: https://erfgoedcentrumzutphen.nl/onderzoeken/archieven/details/NL-ZuRAZ-0023
Swinderen, Theodorus van, ‘Bijdragen tot eene schets van het leven, het karakter en de verdiensten van wijlen Dr. J. C. Van Hasselt door Th. Van Swinderen’, in: Almanak der Akademie van Groningen (1825), pp. 1-67.
Algemeene Konst- en Letterbode voor de jaren 1821-1824. Verschillende delen en jaargangen zijn online beschikbaar.
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, mei/juni 2022
Meer weten?
Doesburgse liefde voor de natuur, een natuurhistorische traditie
Professor Theodorus van Swinderen vertelt de toehoorders bij de herdenkingsdienst op 31 maart 1824 over de liefde voor natuur en onderzoek die Johan Conrad van Hasselt al op jonge leeftijd koestert. “Reeds vroeg vertoonde zich bij hem een vlugge en voortvarende geest, […] en eene heerschende neiging voor de beoefening der Natuurlijke historie; en het vangen van torren en vlinders was, […] om zich in derzelver schoonheid te verlustigen, en hierdoor zijne kennis uit te breiden, de meest geliefkoosde uitspanning zijner kindschheid.”
Lees verder >
Johan Conrad is hierin niet de enige in Doesburg. De gedachten gaan direct naar zijn oudoom Robert Jacob Gordon en de broers Quirijn Maurits Rudolph en Alexander Frederik Hendrik Wilhelm,‘Frits’, Ver Huell. Er zijn helaas geen dagboeken of memoires bekend van Johan Conrad, maar uit de verhalen en aantekeningen van zijn iets oudere stadsgenoot Maurits Ver Huell weten we dat de natuurlijke omgeving van Doesburg, met uiterwaarden, bossen, velden en hei in de omgeving, een bijzondere inspiratiebron vormt en uitnodigt om te ontdekken, tekenen en verzamelen.
Een ongelukkige parallel
Johan Conrad van Hasselt deelt een tragische overeenkomst met zijn oudoom Robert Jacob Gordon. Beiden hebben een grote passie voor natuurlijke historie en een natuurhistorische erfenis nagelaten die tot op de dag van vandaag van belang is. Maar door een voortijdige dood zijn beiden niet in staat geweest zelf tot een grote publicatie te komen van al hun onderzoek.
Wat wist Johan Conrad van zijn oud-oom Robert Jacob Gordon? Welke verhalen werden in de familie verteld? Zijn oma Maria Robbertina Gordon, de zus van Robert Jacob, heeft hij nooit gekend. Was hij zich later tijdens zijn onderzoeksreis bewust van hun band? Het antwoord op deze vragen zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen.
De resultaten van de reizen en onderzoeken van Gordon zijn door zijn veelvuldige correspondentie met wetenschappers in verschillende publicaties terecht gekomen. Arnout Vosmaer (1720-1799), directeur van het Naturaliënkabinet van stadhouder Willem V publiceerde veel ‘Natuurkundige beschrijvingen’ met informatie van Gordon. Jean Nicolas Sébastien Allamand (1713-1787), hoogleraar aan de Leidse universiteit en vriend van Gordon, verzorgde een Nederlandse vertaling van Buffon’s ‘Histoire naturelle’, met vele aanvullingen en verbeteringen op basis van onderzoek door Gordon. Van Hasselt heeft deze werken onder ogen gehad en bestudeerd. Op deze manier kende hij zeker de bijdragen van zijn oudoom.
Een natuurhistorische collectie in de Kosterstraat
De Doesburgse raad, vrederechter en secretaris Theodorus Jacobus Johannes van Leenhof de Lespierre (Doesburg, 1760-1819) was een liefhebber van natuurlijke historie. Hij beschikte over een groot kabinet van zeldzaamheden en een bibliotheek in zijn woonhuis in de Kosterstraat, dichtbij het ouderlijk huis van Van Hasselt. De loopbaan van Van Leenhof loopt vergelijkbaar en gelijktijdig met die van vader Barthold en opa Rasch. Het is dan ook goed mogelijk dat Johan Conrad de collectie van Van Leenhof kende. Door het ontbreken van brieven, dagboeken en andere bronnen kunnen we het wederom niet met zekerheid vaststellen. We weten wel dat Frits Ver Huell goed bevriend was met Van Leenhof en hem ‘oom’ noemde. Net als de vader van Johan Conrad was ook de vader van Frits, mr. Everhard Alexander Ver Huell, bestuurder en burgemeester van Doesburg.
Tussen 1836 en 1860 leveren de broers Maurits en Frits Ver Huell talrijke bijdragen aan een serie verhandelingen over Nederlandse insecten, ‘Beschouwing der wonderen Gods, in de minstgeachte schepzelen’. Maurits krijgt hierdoor internationale erkenning en verzoeken als illustrator voor wetenschappelijke publicaties. Er zijn later ook enkele vlindersoorten naar Maurits Ver Huell genoemd.
Voortleven als twee-eenheid, enkele vernoemingen
Verschillende soorten en ondersoorten van planten en dieren zijn voor het eerst beschreven door Johan Conrad van Hasselt en Heinrich Kuhl. De jong overleden vrienden hebben zelf niet de kans gekregen hun gegevens en specimen verder te onderzoeken, uit te werken en te publiceren. Een wrang gevolg is dat de ‘ontdekking’ van meerdere soorten daardoor op naam staat van latere wetenschappers, terwijl de aantekeningen en veldbeschrijvingen van die soorten nog onverwerkt in het depot van het Leidse museum lagen.
Lees verder >
Het prestige van Van Hasselt en Kuhl is postuum toch verder vergroot toen prominente wetenschappers het verzamelde materiaal, de veldaantekeningen en schetsen zijn gaan gebruiken. Coenraad Jacob Temminck is als directeur van het Leidse museum een van de onderzoekers die publiceert uit het materiaal van Van Hasselt en Kuhl. Verschillende soorten worden door hem voor het eerst beschreven en vernoemd naar de twee vrienden. Dit neemt zoveel tijd in beslag dat een groot deel nog ongepubliceerd is bij zijn dood in 1858. Ook andere latere wetenschappers eren Kuhl en Van Hasselt met vernoemingen. Johan Conrad en Heinrich zijn verenigd en samen vereeuwigd door middel van een orchideeënfamilie: de Kuhlhasseltia nakaiana.
Enkele dieren vernoemd naar Johan Conrad van Hasselt
Van Hasselts Honingzuiger Nectarinia sperata hasseltii
Paddensoort Leptobrachium hasseltii
Verschillende vissenssoorten, waaronder de Callogobius hasseltii
De wielwebspinnensoort Gasteracantha hasselti (tegenwoordig: Macracantha hasselti)
Indonesische Bamboehaai Chiloscyllium hasseltii
Van Hasselt en Naturalis gedigitaliseerd
Het archief van de Natuurkundige Commissie omvat alle verzamelde data en specimen van de uitgezonden onderzoekers, beginnend met Van Hasselt en Kuhl. Deze schat aan informatie wordt nog altijd bewaard in het Naturalis Biodiversity Center. Met het interdisciplinaire project Making Sense of Illustrated Handwritten Archives worden deze verborgen schatten doorzoekbaar gemaakt door middel van tekstherkenning. Het archief bestaat niet alleen uit tekst, maar ook tekeningen en voorwerpen. Koppelingen tussen de diverse archiefstukken kunnen de teksten en afbeeldingen met specimen verbinden.
Lees verder >
Blader zelf door de natuurhistorische collectie en treedt met een klik op Bioportal.naturalis.nl in de voetsporen van Johan Conrad Van Hasselt. Via de ‘drop-down’ kun je bijvoorbeeld onder ‘Verzamelaar’ de naam en initialen J.C. van Hasselt invullen. Laat je verrassen door meer dan duizend planten en dieren die Johan Conrad heeft verzameld. (Met alleen Hasselt zijn er duizenden meer zoekresultaten, maar hier zitten ook andere Van Hasselts bij). Wanneer je de zoekterm ‘hasseltii’ gebruikt, dan komen honderden exemplaren planten en dieren tevoorschijn die zijn vernoemd naar Van Hasselt. Ook hier gaat het echter niet altijd om Johan Conrad.Ook de internationale Biodiversity Heritage Library (Engelstalig) maakt veel boeken en artikelen online beschikbaar. Hier is ook belangrijke informatie over natuurlijke historie en Johan Conrad van Hasselt te vinden.
’Het huis met de muurschilderingen’
Niet ver van het ouderlijk huis van Johan Conrad van Hasselt, op de hoek van de Kerkstraat en de Boekholtstraat, staat een bijzonder huis. In de tijd van burgemeester Barthold van Hasselt was Kerstraat 43 een herberg genaamd ‘Daar den druif uithangt’.
Lees verder >
Tijdens renovatiewerkzaamheden in 2014 komen op de eerste verdieping, tussen de ramen aan de voorgevel, schilderingen tevoorschijn van een aap en een katachtige in een landschappelijke omgeving. Zij zaten verborgen achter diverse lagen betimmering en behangpapier. Historische muurschilderingen in woonhuizen zijn vrij zeldzaam. De oorspronkelijke context is vaak verdwenen omdat woningen in de loop der tijd veel verbouwingen hebben ondergaan. De unieke muurschilderingen van natuurlijke taferelen die op Kerkstraat 43 zijn aangetroffen, passen binnen een gewild thema in de interieurkunst in late achttiende eeuw en negentiende eeuw.
Bouwhuis & Journee heeft in november 2014 noodonderzoek verricht in opdracht van de Gemeente Doesburg. De gevels van het huis blijken rond 1870-1880 aangepast en ook de ramen zijn in deze periode vernieuwd. Het beschilderde pleisterwerk tussen de ramen sluit hier direct op aan. Het lijkt daarmee waarschijnlijk dat de schilderingen rond dezelfde tijd zijn aangebracht. Op andere muren aan de noord en zuidkant zijn eveneens muurschilderingen aangetroffen, onder andere een boom van vloer tot plafond en een vrij gedetailleerde afbeelding van een slapende of rustende jager. Al eerder, in 1974, waren bij een renovatie wandtekeningen aangetroffen. Deze zijn niet bewaard gebleven.
Het Project Digitalisering van Naturalis
Met het Project Digitalisering maakt Naturalis een schat aan informatie over de biologische, paleontologische en geologische diversiteit toegankelijk voor wetenschappers, amateurs en publiek over de hele wereld.
Over de auteur
Aschwin Drost (Arnhem, 1972). Studie Geschiedenis Radboud Universiteit Nijmegen. Zelfstandig onderzoeker via Scribe Diem (www.scribediem.nl). Onderzoek ‘De Republiek van Gordon’, naar de familie Gordon en aanverwante Gelders families tijdens de zogenaamde lange achttiende eeuw (ca. 1650-1850). Projecten voor o.a. Erfgoed Gelderland (sporen van koloniaal en slavernijverleden in Gelderland) en vanuit het ‘Kwartier Arnhem’ onderdeel van het team HetHuisDoesburg/Doesburg Vertelt.