Staarink Warenhuis | Je zou de tijd willen stilzetten …
Paul Staarink en zijn oudste zus Jeanette behoren tot de derde generatie van de Doesburgse familie die aan de wieg stond van Staarink Warenhuis. Broer en zus werden geboren in een katholiek gezin met 7 kinderen. Paul als de middelste van drie jongens en vier meisjes. Hij is van 1950. “Ik ging naar de katholieke jongensschool in de Veerpoortstraat. Geen van mijn beide broers had belangstelling om in de zaak te komen. In de jaren zestig haalde ik op de Middelbare Textiel Handels School, de MTHS in Enschede, mijn vakdiploma en het middenstandsdiploma. Vanaf het midden van de jaren zestig werk ik mee in de zaak, en in 1974 heb ik het roer van mijn vader overgenomen. Hoe het na mij verder gaat? Dat is nu nog koffiedik kijken. Ik heb geen opvolger die de zaak kan overnemen.”
Pauls oudste zus werd geboren in 1942. “Ik werkte als kind al vaak mee in de winkel en heb later nog 15 jaar, van 1988 tot 2003, in de zaak gestaan. Mijn tante Iet zou mij inwerken. Zij was al op leeftijd en brak ook nog eens haar pols. Ze vond het daarom fijn dat er iemand in de familie was die haar taken geleidelijk kon overnemen.“
Tante Iet
Tante Iet (Mejuffrouw I.M.F. Staarink, 1912-2000) is een Staarink van de tweede generatie. Zij is een zus van Pauls vader en werkt al op jonge leeftijd in de winkel. Ze blijft dat doen tot eind 1988. In 1964 is zij 25 jaar in dienst bij haar broer en zijn vrouw (Pauls vader en moeder). Paul: “Tante Iet is nooit getrouwd. In de jaren veertig en vijftig haalde zij meerdere textiel-brevetten en leerde ze ook boekhouden, samen met de jongens van Van Everdingen. Dat moest destijds nog, zo’n opleiding volgen; sinds ongeveer 1980 is dat niet meer nodig om textiel te mogen verkopen. Tante Iet is zeer belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de winkel. Dankzij haar is de textiel erbij gekomen. Zij is tot op hoge leeftijd in de winkel blijven werken en is 87 jaar geworden. Het werken in de winkel was haar lust en haar leven.’
“De winkel is eigenlijk heel organisch gegroeid, of misschien moet je zeggen geëvolueerd. Wij maakten geen gekke stappen. Als er werd uitgebreid werd gewoon gekeken waar in Doesburg behoefte aan was. Je deed gewoon je best, en we hadden altijd goeie spullen voor een goeie prijs.”
Zowel jij als je oudste zus noemen vaak de inbreng van je tante Iet? “Zij was enorm belangrijk. Zij was degene die de afdeling textiel heeft opgestart. Later heeft ze daar nog cosmetica en lingerie aan toegevoegd. En de afdeling breigaren bijvoorbeeld, die bleek het ook heel goed te doen, zeker toen elders speciaalzaken stopten. Bij ons bleef het garen in de schappen. Soms hebben we ook wel bepaalde artikelen overgenomen van collega-ondernemers die met hun winkel stopten.”
“De aankoop van de buurpanden en de grote verbouwingen, dat waren natuurlijk wel grote stappen. Niet alleen mijn opa, maar ook mijn vader hebben gezorgd voor allerlei vernieuwingen. Mijn vader moderniseerde de etalage met het leistenen portiek en trok een magazijn bij de winkel. Daar was toen de speelgoedafdeling. De grootste stap is wel de verbouwing geweest waarbij de winkel van 300 naar 600 vierkante meter ging. Toen is ook de inrichting echt anders geworden. Het aanbod bleef wel hetzelfde, maar het assortiment kon daardoor groter worden. En wat altijd belangrijk was en nu nog is: klaar staan voor de klant, ervoor willen lopen en er moeite voor doen. Dat hebben we ook altijd doorgegeven aan het personeel.”
Het aangrenzende pand van garage Dors op Markt 1 werd in 1979 gekocht. “Ja, toen is er in een aantal stappen ook ruimte bijgekomen. Eerst die winkelruimte van Markt 1, daarna de binnenplaats van dat pand en bij weer een volgende stap de helft van de voormalige werkplaats van Dors. Zo is het in de loop van de jaren alles bij elkaar een enorme oppervlakte geworden. Op de maquette bij het stadhuis zie je goed dat het bijna de helft van dit stukje van de Markt beslaat. Je ziet het ook goed aan al die daken en dakjes die samen onze winkel vormen.”
Keuzes maken
“Met de laatste verbouwing hebben we weer andere keuzes gemaakt. Wat moet waar komen, waar ligt de klemtoon, wat moet uitbreiden en wat moet er weg. We hebben toen de baby-afdeling weggedaan. Die verbouwing is een goeie ingreep geweest, met nu de toonbank voorin en de nieuwe ingang met schuifdeuren.”
“Het is wel eens lastig, ja. Bij sommige producten moet je wel twee keer per jaar ‘opruimen.’ Het moet altijd ‘nieuw’ zijn. Maar dat past niet bij mij, zo zit ik niet in elkaar. Daarom is sommige mode of kleding verdwenen. Op andere afdelingen speelt dat probleem veel minder, bijvoorbeeld op de sportafdeling. Daar komt natuurlijk ook wel een keer een nieuw model bij, maar het ‘modieuze’ speelt toch minder een rol. Ik heb altijd geprobeerd voor elk wat wils te hebben, van goedkoop tot de midden-prijsklasse. Ik heb hier bijvoorbeeld geen espresso-apparaat staan van € 500,-. Er staat er wel een, maar een minder prijzige, en dat is omdat ik het leuk vind – dat die er staat!”
De kracht van familie
Bij veel grootwinkelbedrijven zie je alleen maar eenvormigheid, Staarink is het gelukt om stug vol te houden, en de eigenheid te bewaren. Dan heb je het toch goed gedaan? “Ik denk dat dat ook komt omdat het een familiezaak is. Toen ik in de winkel kwam, liep mijn vader ook nog rond om dingen te doen. Ik heb zo’n 15 jaar met mijn tante samengewerkt en later nog eens 15 jaar met mijn zus. En privé hebben we geen van allen gekke dingen gedaan. Zo bleef er altijd geld over, voor als het eens een keer wat minder ging. En eigenlijk is dat ook nooit echt gebeurd … hoewel, toen ik het pand van Dors kocht, stond de rente erg hoog. Dat was wel even goed opletten, maar het is allemaal goed gekomen. Wat ook geholpen heeft is het vertrouwen dat ik van mijn vader kreeg. Die dacht: ‘Die jongen kan het’.”
Paul Staarink wilde zelf graag in de winkel gaan werken én hij wilde de zaak overnemen. Zijn beide broers hadden geen interesse. Misschien waren ze er ook niet het type voor? “Nou … je moet dienstbaar willen zijn, en ik bedoel dat niet op een onderdanige manier hoor … en je moet natuurlijk zakelijk inzicht hebben. Het moet gewoon bij je passen. En het past bij mij.”
Niet het onderste uit de kan
“En je moet ook niet voortdurend het onderste uit de kan willen hebben, met je prijzen bijvoorbeeld. Het moet voor iedereen goed zijn. Je moet zelf wat kunnen verdienen, maar de klant moet niet teveel betalen. Die instelling hadden mijn vader en mijn tante ook al. Als ik bijvoorbeeld een buitenkansje heb met de inkoop, dan kan ik dat doorspelen aan de klant, of ik kan het een beetje middelen. Op die manier heb ik voordeel en heeft de klant ook voordeel. Zo doen anderen het beslist niet altijd. Er wordt vaak gedacht: als de klant bereid is meer te betalen, dan verkoop ik het liever voor meer. Maar zo zit ik niet in elkaar.”
“Misschien is dat wel een van de redenen waarom ik nog besta. Dat klanten niet het idee hebben dat ik de zaak zit uit te knijpen. Ik denk dat dat over de hele linie zijn uitwerking heeft. Mensen vertrouwen je en hebben dan ook het idee dat de prijzen kloppen. Wij proberen altijd eerlijk te prijzen. Soms houden we wel adviesprijzen aan, maar er zijn ook wel ‘zogenaamde’ adviesprijzen die ik gewoon niet vind kloppen, dat stel ik dan bij.”
Computer en administratie
“De administratie doe ik zelf, met een boekhoudprogramma. Onze kassa’s zijn daar niet op aangesloten. Met scankassa’s werken is te arbeidsintensief. Dat zou voor één iemand een dagtaak zijn. Alles zou dan in de kassa moeten worden ingevoerd, en je moet steeds prijswijzigingen bijhouden. Nu met de oorlog in Oekraïne en de inflatie wordt van alles snel duurder. Dan hebben we daar een dagtaak aan. Wij lossen dat op door bij het aanvullen van het schap, de prijs van de artikelen ter plekke aan te passen. De boekhouding kost me op deze manier één of anderhalve dag per maand, inclusief administratie, het inboeken van facturen en kasboek, de omzet- en loonbelasting.’
Personeel
Het is op dit moment moeilijk om aan voldoende goed personeel te komen. Hoe gaat dat bij Staarink? “Kijk, de ene keer gaat dat gemakkelijker dan de andere keer, maar gemiddeld hebben we daar over de jaren nooit problemen mee gehad. Het ging eigenlijk altijd op een natuurlijke manier. Soms meldde zich gewoon iemand aan met de vraag om hier te komen werken. Als ik op dat moment niemand nodig had, maar een paar maanden later wel, dan belde ik de persoon in kwestie alsnog op. De meesten van onze mensen werken hier jaren achtereen. Ik plaats eigenlijk nooit advertenties. Het gaat vaak via via, maar er moet natuurlijk wel een onderlinge klik zijn. Wij mogen overigens wel van geluk spreken met ons personeel. In totaal hebben we nu 7 parttimers en fulltimers, met in het weekend enkele scholieren. We hebben prima mensen in dienst die vaak lang blijven. In 1984 stonden wij met een foto in de krant met behalve mijzelf Juffrouw Iet en 4 medewerkers. Twee van die medewerkers, Ingrid en Petra, werken nu nog bij ons!”
Geen bizarre dingen
“Ik ben zelf niet zo’n type dat bizarre dingen meemaakt. Ja, er heeft ooit eens iemand in een portiek gepiest. Maar dat was niet bizar, ik noem dat gewoon onbeschoft. Ik herinner me meer allerlei kleine leuke dingetjes. Ik ben bijvoorbeeld blij als de dingen gewoon lekker lopen. Voor anekdotes moet je echt niet bij mij zijn … zo groots en meeslepend zijn de gebeurtenissen in deze winkel allemaal niet.”
“Ach, er zijn natuurlijk wel eens klanten die niet positief zijn over de winkel, maar heel vaak gebeurt dat niet. En als het zo is, dan ben ik misschien heel saai, maar ook dat onthoud ik niet zo lang. Het komt wel geregeld voor dat klanten met leuke en positieve reacties komen. Die vinden de grote diversiteit en het brede assortiment dan leuk – “Wat hebben jullie veel!” – en ook de combinatie van dingen die er allemaal liggen, en dat allemaal onder één dak. Soms herinneren mensen zich eenzelfde soort winkel van vroeger in hun eigen woonplaats. Toeristen brengen geen bezoek aan een winkel die in elke stad te vinden is, maar hier lopen ze wél graag naar binnen.”
Enig in zijn soort
“Dit soort winkels is bijna uitgestorven. Het zijn Blokkers geworden, of Marskramers, of ze zijn gewoon gestopt. Als mijn vader geen opvolger had gehad, was Staarink ook niet geworden wat het nu is. Dan was de winkel al gestopt. En zelfs als een van mijn broers de zaak had overgenomen, dan had het er waarschijnlijk ook heel anders uitgezien.”
Van generatie op generatie
“Ze zeggen wel eens, en dat is natuurlijk een generalisatie: ‘De eerste generatie bouwt het op, de tweede generatie consolideert en bij de derde generatie gaat het naar de knoppen’. Nou, dat is bij dit warenhuis overduidelijk niet gebeurd. Het is nooit een garantie dat, als een zoon of dochter in de zaak komt, de zaken goed zullen gaan. In mijn tijd zijn in deze zaak heel grote stappen gezet. Dat waren vooral ook goede én eigenzinnige stappen. En die hebben goed uitgepakt?
Je hebt je eigen koers gevaren, altijd? “ Ja, dat klopt.”
Concurrentie, overname, specialisatie
Grote concurrenten als V&D en andere ketens hebben nooit belangstelling gehad voor een plaats als Doesburg. Is de stad daar te klein voor? “Ik weet dat de oorspronkelijke eigenaar van Blokker bij mijn vader is geweest. Of hij geen Blokker wilde worden. Ik zat toen op de lagere school, of was misschien net tiener. Destijds was de winkel van Bosman (ook huishoudelijke artikelen) nog geen Novalux. En ook Novalux was een franchise van Blokker. Staarink zat destijds bij een andere inkoopclub. De Marskramer is door die inkoopclub overgenomen en zo gegroeid.”
Eigenwijs geweest
“In mijn tijd kwam de vraag of het niet tijd werd om Marskramer te worden. Maar ik had ook textiel en speelgoed in het assortiment. “Dan maak je er toch gewoon twee winkels van”, was de reactie. Maar ik vond dat dat de winkel kapot zou maken. Ook toen ben ik wel eigenwijs geweest. Met Intertoys ging het precies zo, ook een formule van een inkoopclub. En ook daarvan kwam een man langs met de vraag of ik geen Intertoys wilde worden. Die dacht ook dat ik dan meer zou verkopen. Maar in al die gevallen dacht ik: ‘Word ik daar dan gelukkig van? Met een wand ertussen en een andere kassa?’ Ik heb dat allemaal niet gedaan. Daarom is de winkel nu zoals hij is.”
Er is in de warenhuis- en winkelwereld veel veranderd. De Blokker-organisatie heeft het moeilijk gehad, al heeft de consument daar niet veel van gemerkt. Ook Marskramer heeft het heel moeilijk gehad, maar ook die bloeit nu weer een beetje op? “Ik ben in zekere zin meegegaan, door lid, en later klant te zijn bij inkoopverenigingen. Maar ik heb wel altijd mijn eigen koers gevaren. Ook mijn vader wilde niet mee in zo’n formule. Stel je voor. Dan komt er iemand langs om te bepalen hoe jouw schappen er uit moeten zien. Ik heb altijd mijn eigen gang willen gaan. Ik wil geen bedrijfsleider zijn in mijn eigen winkel en allerlei dingen moeten doen die ik niet wil. Ik wil namelijk het oorspronkelijk idee van een warenhuis bewaren. Het gevolg is wel dat ik, waar we vroeger met een paar inkoopverenigingen werkten, het nu met bijna 50 leveranciers moet doen.”
Zou een warenhuis als Staarink het op deze manier ook elders hebben overleefd? In Amsterdam, Arnhem, Zutphen, Deventer misschien? “Nee, ik denk het niet. Nou, misschien in Zutphen of Deventer. Wij hebben de mazzel gehad dat we de panden goeddeels in eigen handen hadden. Als je dergelijke panden moet huren, kun je wel eens heel slecht uitkomen. In die zin hebben we de wind mee gehad; mijn grootvader en vader hadden al veel opgebouwd. Voor de overname van de panden, de onderneming en de goederenvoorraad heb ik destijds een behoorlijke prijs betaald, maar het is toch een bedrag waar je vandaag de dag om zou lachen. Dat geldt trouwens voor iedereen die in de jaren zeventig een pand kocht.’
“Ik moest natuurlijk wel geld lenen, maar in mijn geval in gunstige familie-omstandigheden. In de loop der jaren is die lening natuurlijk afgelost. Dat is een van de redenen waarom ik de zaak heb kunnen voortzetten. Een ander zou dat, zonder deze voorgeschiedenis, niet zo gemakkelijk hebben kunnen doen.”
“Voor een winkel als Staarink moet een stad niet te groot zijn, zeg 10 tot 20 duizend inwoners. Anders moet je specialiseren. Toen ik zag dat er in Dieren geen goede winkel was in huishoudelijke artikelen of speelgoed, heb ik daar serieus naar gekeken, maar als ik daar een pand had gehuurd of gekocht had ik mijn aandacht moeten verdelen over twee winkels. Ik vond dat het in Doesburg goed ging, daar was ik druk genoeg mee. En ik hoefde ook niet zo nodig meer te verdienen. Een nieuw warenhuis beginnen op een tweede plek is ook veel ingewikkelder dan een nieuwe vestiging van een speelgoedwinkel realiseren. En de stap van één naar twee filialen is volgens mij groter dan van 10 naar 11. Je kunt niet op twee plekken tegelijk zijn. Bovendien worden je functie en je werk heel anders.”
Regiofunctie
Vroeger al werd Staarink ook door mensen uit dorpen als Giesbeek bezocht. Die kwamen met de fiets, omdat er geen openbaar vervoer was van Giesbeek naar Arnhem. Dat zelfde gold ook voor Drempt, Angerlo en Keppel. “Heel Doesburg heeft daar profijt van gehad, ook alle andere middenstanders. Die regiofunctie is deels wel gebleven, maar toch heel anders dan vroeger. Mensen zijn veel mobieler en er wordt via internet gekocht.”
Zelf een webshop beginnen? “Dat is met een winkel als Staarink onmogelijk. Zelfs hele grote bedrijven vertillen zich daaraan. Neem Blokker. Die hebben jarenlang geen goeie webshop gehad. Volgens mij zijn en maar weinig webshops waar echt geld verdiend wordt. Je moet alles goed doen, alles heel strak regelen, goeie producten hebben die geschikt zijn voor online, mensen moeten je ook nog vinden. Het heeft voor mij geen zin om online een pannenset aan te bieden die in heel Nederland te koop is. Toen het fenomeen webshop opkwam, heb ik direct besloten dat dat niet iets voor ons was. Je moet dan iets speciaals hebben, iets wat jij als enige in Nederland hebt. Dan zou het kunnen werken. En ik heb wel speciale producten, waar mensen Arnhem of Nijmegen al voor hebben afgelopen, maar dat zijn geen artikelen die ik via internet kan verkopen.”
Knopen zijn een moeilijk product
Toen de fourniturenzaak in Doesburg stopte heb je op verzoek van de eigenares gekeken of, en wat je zou kunnen overnemen. “Ik heb toen wel wat van haar overgenomen, maar niet veel. In veel dingen had ik geen interesse. Knopen zijn een moeilijk product. Ik heb ze een tijd gehad, maar ben ermee gestopt. En bakken vol met ritsen, ook daar kan ik niks mee. Wat wel loopt is het aanbod aan breigaren. Die hele wand met naainaalden en spullen van Prym. Onze dames op die afdeling houden het goed bij en de vertegenwoordiger komt regelmatig.”
Je vindt dat je mazzel hebt gehad. Het werken in de zaak lag je, je had er wel zin in om de zaak over te nemen. Van kansen en mogelijkheden die zich voordeden heb je goed gebruik gemaakt. “Ik zie dat als een gunst. Een gunst die mij is gegeven. Dat het lekker is gelopen, en nog doet, en dat ik me daar gelukkig bij voel. Het is werken, en soms hard, maar het voelt bepaald niet zo. Mijn tijd is druk bezet, maar het gaat allemaal redelijk gemakkelijk.’
“En wie weet. Misschien gaan we ook 125 jaar nog meemaken, maar daar maak ik me nu nog geen zorgen om. We hebben het nu over de afgelopen 120 jaar. Hoe het verder gaat zal van verschillende factoren afhangen. Blijf ik geestelijk en lichamelijk gezond, wat gebeurt er in de wereld. Je weet niet wat er op je pad komt.’
Bestendige gedragslijn
Je hebt het gehad over je ‘bestendige gedragslijn’. Als je die aanhoudt, ziet je winkel er dan over 5 jaar nog zo uit als nu? “Dat zit er dik in, ja … of ik probeer nog het stokje door te geven: dat zal lastig worden. Eerlijk gezegd is dat een optie die ik heb doorgestreept.”
Tot besluit
Een familiebedrijf dat is overgegaan van opa en oma naar vader, en daarna naar zoon. Een bedrijf dat groeide van een kleine bazar naar een groot warenhuis. Een warenhuis dat een begrip is in Doesburg en wijde omtrek. Dat nooit is opgeslokt door een grootwinkelbedrijf. Nooit is bezweken voor die uniforme gevels, een bedrijf dat zijn eigenheid heeft behouden. Een winkel ook waar toeristen plezierig door worden verrast.
Paul Staarink: “Ja het is bijna een unicum, want in deze vorm bestaat er in Nederland nergens meer een andere winkel in deze omvang. Je zou de tijd willen stilzetten …”
Dit verhaal werd tussen 5 en 24 mei 2022 opgetekend in de kantine van de Doesburgse winkel, aan de hand van gesprekken met Paul Staarink. Aanvullende informatie kwam tijdens twee interviews met Pauls zus Jeanette Staarink.
Colofon
Research en tekst: José Meuwese
Bronnen:
Familiearchief familie Staarink; fotoalbum, kranten en folders
www.staarinkwarenhuis.nl
Delpher.nl
Doesburg in oude ansichten, Deel I en II W. Zondervan – J.M. Snappenburg de Vries en A.J. Sloot (herdruk 1996, oorspronkelijke uitgaven uit 1971 en 1975)
Doesburg Toen en nu, J.W. van Petersen (1994)
Gemeentelijke monumentenlijst
www.wiewaswie.nl
Wierook, Wijwater & Worstenbrood. Over het rijke roomse leven in Brabant 1900-1970) (link)
Doesburg TV (link)
TV Gelderland (link)
www.engelfriet.net/Alie/Aad/homobonus.htm
Archieven.nl – 1333 St. Homobonus (1913-1963), Hobo (1964-1971) Hobo-Faam (1971-19… (Stadsarchief Rotterdam)
Arnhemsche courant 05-09-1925
Maasbode 13-09-1938
Leestip:
Geschiedenis, levensbeschrijving en genealogiën van Wolters van der Weij (Huissen, 1998) (in te zien bij Rozet in Arnhem): (link)
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, augustus 2022
Meer weten?
> Tijdlijn Staarink Warenhuis
Bekende familiewarenhuizen in Nederland vanaf 1822
In dit lijstje noemen we een een selectie van enkele familiewarenhuizen in Nederland die vergelijkbaar zijn met Warenhuis Staarink in Doesburg.
Lees verder >
Iedere stad in Nederland heeft ze wel gekend. De warenhuizen – winkels en bazaars – waren veelal het eigendom van één familie, en vaak ‘groter dan het servet, maar kleiner dan het tafellaken’. Zij passen niet in de geschiedenis van grootwinkelbedrijven als V&D, Bijenkorf, HEMA en Blokker in Nederland, maar hielden zich onder het geweld van de schaalvergroting zelfstandig staande en bleven lokaal actief.
De warenhuizen in dit lijstje bestaan nog én zijn geen ‘franchise-nemers of -gevers’. Daarom vallen familiewinkels als ‘Huls’ in Doetinchem of ‘Hagen’ in Arnhem, af.
Rondom de volgende drie familiewarenhuizen heeft Doesburg Vertelt geen historisch onderzoek uitgevoerd. De informatie is gebaseerd op persoonlijke herinneringen van vrijwilligers van HetHuisDoesburg, onder andere die van de schrijver van deze tekst José Meuwese, zelf kind van een winkeliersfamilie: Novita in de Steenstraat Arnhem van 1927 tot 1978. Novita opereerde in dezelfde branche als Warenhuis Staarink. Meuwese: ‘De ‘Welkers-familie’ in Hoorn is een relatie van mijn voorouders. Een zoon van de familie Welkers uit Hoorn heeft meer dan 5 jaar gewerkt als winkelchef voor mijn voorouders in Arnhem. In de winkel ‘A. Meijring’ in Den Bosch heeft mijn opa gewerkt als winkelbediende en winkelchef, vanaf 1915 tot 1927. De Winkels van Sinkel kent iedereen natuurlijk van het bekende liedje. Anton Sinkel was een ‘baanbreker’ voor vrijwel alle grote en kleine warenhuizen die na 1880 in Nederland begonnen, zoals Vroom en Dreesmann en Bijenkorf, die begonnen als manufacturenwinkel in Amsterdam. Anton Sinkel had bij zijn overlijden in 1848 geen opvolger. Een medewerker, Anton Povel, nam de zaak over. De firma Sinkel hield in 1912 op te bestaan.
DoesburgTV op de koffie bij … Paul Staarink
Maarten Lindner van Doesburg TV registreerde in zijn serie ‘Op de koffie bij …’ een gesprek met Paul Staarink, een Doesburgse ondernemer in hart en nieren in een warenhuis met een luisterrijk verleden.
1940-1945 | Staarink in oorlogstijd
Volgens Paul Staarink zijn er in de oorlog panty’s verstopt. Tijdens de laatste verbouwing in 2007 zijn van die doosjes met panty’s teruggevonden tussen een muur en het plafond. Hij is zelf in 1950 geboren, en kent de verhalen dus alleen van anderen.
Lees verder >
“Naar mijn weten heeft de winkel geen schade ondervonden door oorlogshandelingen. Natuurlijk was er van alles op de bon. Ik denk dat het leven er basaler uitzag, er was minder keuze. Je was blij als je iets kon krijgen. De winkel had natuurlijk wel voorraad toen de oorlog begon en werd vast ook wel aangevuld, maar dat werd waarschijnlijk wel steeds minder.”
Hij heeft gehoord dat zijn familie en ook de buren een paar keer in de kelder hebben gezeten. Dat gebeurde vooral in de laatste twee weken van de oorlog. Zijn oudste zus weet dat er destijds nog appelrekken in de kelder stonden, waar tijdens het schuilen de jongste baby’s in lagen. Met haar 3 jaar was zij daar zelf inmiddels te groot voor. Verder vond er veel ruilhandel plaats: goederen werden geruild voor etenswaren zoals spek of groenten. De winkel is waarschijnlijk de meeste tijd wel opengebleven. Paul: “Tijdens de oorlog is een keer een kogel door een paar houten wanden gegaan, het gat en het spoor van die kogel zijn op zolder nog te zien.”
Bij de ouders van Paul heeft ook een paar maanden een pater uit Egmond gelogeerd. In Noord-Holland was helemaal niets meer te eten tijdens de beruchte hongerwinter van 1944. Tot zijn dood had vooral de moeder van Paul nog contact met hem. Paul weet niet hoe deze pater bij hen terecht kwam. Misschien was er uit katholieke hoek een oproep gedaan. Hij heeft hem als lagere schoolkind op een vakantie in Egmond aan Zee één keer ontmoet in de abdij waar hij verbleef. Hij herinnert zich een vrij tengere en voorname man in zijn kenmerkende pij.
Paul heeft ook eens een verhaal gehoord over hoe een buurjongen van Borgers, de slager, over de schutting is geklommen. De jongen verschool zich in de tuin van Pauls (groot)ouders, omdat hij niet in Duitsland tewerkgesteld wilde worden.
Doesburg vindt ‘t hier …
Deze TV commercial van Staarink Warenhuis werd uitgezonden bij TV Gelderland.
Internaat De Ruwenberg in Sint-Michielsgestel
Anno 1963 hadden de Fraters van Tilburg maar liefst 92 scholen en 29 kloosters in het land. Het internaat de Ruwenberg stond op een idyllisch landgoed.
Lees verder >
Er was een imposant kloostercomplex met meerdere vleugels en een eigen kapel. Van binnen was het een doolhof van gangen. De Ruwenberg bestond uit een lagere school en een handelsschool. Er waren drie afdelingen:
– Cour Hollande (‘de Hollandse Plaats’): de afdeling voor de allerjongsten van de lagere school, tot en met de 4e klas. Zij mochten nog Nederlands praten, maar dit veranderde zodra zij ouder werden en de volgende afdeling betraden.
– Cour Moyenne: de middenafdeling, bedoeld voor de 5e en 6e klas, waar verplicht Frans werd gesproken.
– Cour Supérieure: de afdeling voor de leerlingen van de handelsschool.
Het internaat van de fraters ging in 1965 dicht. De gebouwen werden later afgebroken, na de verkoop van Huize Ruwenberg in 1989. Op de website is een forum waar veel oud-leerlingen hun herinneringen én foto’s delen.
Praktijkervaring
Na de kostschool in Sint-Michielsgestel ging zoon Harrie voor zijn praktijkervaring naar Kohlman in Arnhem, aldus het fotoalbum.
Kohlman had winkels aan de Hommelstraat en Rijnstraat in Arnhem. Waarschijnlijk direct na zijn opleiding, zoals toen de gewoonte was. Het vak in de winkel leerde je in een andere winkel in deze ‘bazar- of warenhuisbranche’.
Kohlman werd in de jaren dertig de ‘Haweko Bazars NV’ met vele filialen in Nederland, die opgeheven werden aan het eind van de jaren dertig.
Inkooporganisaties
Volgens Paul Staarink waren zijn vader en grootvader lid van verschillende inkooporganisaties. Op die manier konden zij ‘concurrerend’ zijn en ‘lage prijzen’ bieden. Paul bezocht ook zelf beurzen om via inkooporganisaties zelf zijn inkopen te kunnen bepalen.
Lees verder >
Mede omdat de inkooporganisaties werden overgenomen door bedrijven als Blokker, Vroom & Dreesman of Action, die van afnemers/winkeliers gingen eisen hun assortiment aan te bieden kwam hieraan een einde. Staarink heeft altijd geweigerd om voor deze eisen te buigen, en dat maakt hem uniek. Tegenwoordig doet Paul Staarink zaken met rond de 50 leveranciers. Zo kan het bedrijf zelf zijn inkopen blijven bepalen en zelfstandig blijven, uiteraard tegen ‘concurrerende en lage prijzen’ zoals opa en vader Staarink voor hem al deden.
Enkele van deze organisaties waren:
Van der Hart en Zoon
De groothandel van der Hart en Zoon bestond al sinds 1819 aan de Ketelstraat in Arnhem, eerst op nummer 13, later op 21. Van der Hart voorzag reizende kooplieden van waren, en trok zelf per paard en wagen de provincie in. De Arnhemmer was na 1895, naast de groothandel, ook een warenhuis begonnen, waarbij het accent lag op huishoudelijke artikelen, speelgoed, boeken en damesmode.
Advertenties van Bazar Staarink in Doesburg vanaf 1919 lijken te bevestigen dat Van der Hart in de jaren twintig van de vorige eeuw een belangrijke leverancier was. Veel artikelen in Doesburg kwamen overeen met het assortiment van Van der Hart in Arnhem. Mogelijk inspireerde de winkel van Van der Hart, in 1925 verbouwd in de stijl van de ‘Amsterdamsche School’, opa Staarink voor de architectuur van zijn verbouwing in Doesburg in 1933.
De Bazar inkoopcombinatie ‘BICO’ in Arnhem
Opa H.A. Staarink is lid geweest van de Bazar inkoopcombinatie BICO aan de Frombergstraat 3 in Arnhem. Er waren in die periode veertig tot vijftig grote Bazars in Nederland aangesloten. Opa was tot 1942 ook bestuurslid / secretaris van deze inkoopcombinatie. In 1938 wil de BICO-organisatie verhuizen naar een groter gebouw, ‘bij voorkeur in Amsterdam’ en zoekt een parterre-oppervlakte van 1000 M2. In 1943 laat opa Staarink zich uitschrijven uit het handelsregister van de BICO, die op dat moment is gevestigd aan de Obrechtstraat 41 in Arnhem.
Rooms Katholieke Inkoopvereniging
St. Homobonus G.A. in Rotterdam
In 1943 meldt vader H.A.G. Staarink (Harrie) zich aan als aspirant-lid van St. Homobonus G.A. te Rotterdam, een ‘coöperatieve inkoopvereeniging’ voor katholieke ondernemers.
Deze vereniging voor met name de textielbranche heeft van 1913 tot 1992 onder diverse namen bestaan in Rotterdam. “In de beurszaal op de 2e verdieping, met het restaurant op een entresol ofwel tussenverdieping, werden regelmatig beurzen gehouden. De textielwinkeliers uit heel Nederland, mits rooms katholiek, bekeken er stoffen en waren en deden hun bestellingen”.