’De eerste daadwerkelijke hulp komt uit Doesburg’
In 1953 is Reinier Willem Keiser burgemeester van Doesburg. Keiser besluit vrijwel meteen nadat het nieuws van de vreselijke ramp hem bereikt dat Doesburg zich van zijn beste kant moet laten zien. Al op de ochtend van 1 februari geeft hij de politie de opdracht om de bevolking op te roepen zoveel mogelijk goederen te doneren.
Al vroeg in de middag schalt daarom het geluid van de politie via een luidspreker op de politieauto door de straten van Doesburg. De mensen worden opgeroepen om schoenen, kleding en dekens die men kan missen, klaar te leggen. De volgende ochtend zullen ze door een vrachtauto worden opgehaald.
De politie roept ook op om zich bij het gemeentehuis als collectant te melden. Die middag hebben al zes eigenaren van vrachtauto’s toegezegd de goederen bij de mensen op te halen en ze nog diezelfde dag naar het rampgebied te brengen. Voor die eigenaren betekent dat, dat ze een dag geen opdrachten kunnen uitvoeren en dus niets verdienen.
De inzameling komt op gang
Het lukt de burgemeester om nog die zondagmiddag te vergaderen met vrijwilligersorganisaties. Samen met de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers U.V.V., het Rode Kruis en anderen wordt gekeken wat de organisaties voor de getroffen landgenoten kunnen doen. Er wordt besloten dat ze vrijwilligers gaan leveren voor het ophalen van goederen bij de mensen thuis. Het Rode Kruis biedt hulp aan bij het vervoer van de goederen.
100 gulden van de Marktvereniging
Tijdens de vergadering kan ook de eerste gift worden aangekondigd: 100 gulden van de Marktvereniging. De Doesburgse bevolking wordt opgeroepen om giften vanaf maandag naar het gebouw van de Twentse bank te brengen. Vóór het bankgebouw wordt een grote thermometer geplaatst die de hoogte van het totaalbedrag aangeeft. Het is onbekend hoe hoog dat bedrag uiteindelijk was.
Er wordt een reddingsactie op touw gezet
Voor burgemeester Keiser is dat allemaal nog niet voldoende. Er moet vanuit Doesburg ook een reddingsactie op touw worden gezet. De burgemeester neemt daarom meteen op zondagochtend contact op met de Doesburgse zeilvereniging De Oude IJssel, de directe voorganger van Watersportvereniging De Oude IJssel.
Het lukt de burgemeester om een aantal jonge mannen van die vereniging enthousiast te krijgen voor een reddingsactie. Het gaat om Ad Wanrooy, Jan Slotboom, Jan Westenberg, Willie Klein, Dick Tol en enkele anderen. Er worden vletten (platte boten) uit de opslag gehaald die worden uitgerust met buitenboordmotoren. Ook een vrachtauto om de vletten te vervoeren, is snel geregeld. De bus die wordt gecharterd om de redders naar Zeeland te brengen komt van het busbedrijf Vos en van Ree uit Doetinchem. De burgemeester heeft dan al telefonisch doorgekregen dat het eerste aanmeldpunt voor reddingsacties Bergen op Zoom is. De Doesburgse reddingsploeg komt daar om een uur of negen ‘s avonds aan. Eenmaal aangemeld wachten de mannen op verdere instructies.
Al vrij snel krijgen ze te horen dat ze moeten doorrijden naar het Zeeuwse dorpje Rilland-Bath. Daar start bij het eerste ochtendgloren van de 2e februari de reddingsactie. De hele dag plukken de Doesburgers mensen van daken of halen ze uit huizen en boerderijen. Aan het eind van de dag worden op deze manier ongeveer 250 mensen gered.
De reddingsactie wordt voortgezet in Tholen
Als het te donker wordt om verder te werken, keert de groep terug naar Bergen op Zoom. Daar krijgen ze in een ziekenhuis een warme maaltijd, een warm bad en schone kleren. Ze zijn de de volgende ochtend – het is inmiddels woensdag 3 februari – na een stevig ontbijt om half zeven vertrokken naar het eiland Tholen. De bedoeling was om verder te trekken naar Schouwen-Duiveland, het zwaarst getroffen eiland. In een interview van Jan Westenberg met TV Gelderland zegt deze dat ze daar niet zijn aangekomen. Het wordt niet duidelijk of ze die dag in Tholen nog wel reddingswerk hebben verricht.
Volgens de weduwe van Dick Tol, een van de andere redders, nam in de dagen daarna het leger het reddingswerk van de vrijwilligers over. De Doesburgse redders stonden hun vletten al dan niet vrijwillig af aan de militairen. Volgens mevrouw Tol konden de militairen echter niet goed met deze boten overweg, waardoor het werk ernstig werd belemmerd. Waar dat precies aan lag kan ze zich niet meer voor de geest halen.
Mevrouw Wanrooy, de dochter van redder Ad Wanrooy, was zeven jaar toen haar vader vertrok. Ze kan het zich nog goed herinneren. Ze dacht altijd dat haar vader ongeveer een week weg bleef, maar vermoedt achteraf dat iets korter kan zijn geweest. Ook zij herinnert zich dat de redders zonder boten naar huis terugkeerden. Het lijkt er dus op dat de militairen de boten van de zeilvereniging hebben overgenomen.
Nog twee Doesburgers vertrekken naar het rampgebied
Na het vertrek op zondagavond van de eerste vijf vrijwilligers gaan de volgende ochtend nog twee leden van de zeilvereniging met vletten naar het rampgebied. Het zijn de heren Zwiers en Driessen. Ze vertrekken maandagochtend om 11 uur met flink wat levensmiddelenpakketten die beschikbaar zijn gesteld door Doesburgse winkeliers. Er gaan ook 2000 zandzakken mee die in het rampgebied worden gebruikt om gaten in de dijken te dichten. Ook deze ploeg wordt naar Tholen en naar Zierikzee op Schouwen – Duiveland gestuurd, maar opnieuw is niet bekend of ze daar zijn aangekomen.
In de Doesburgse raadsvergadering van 3 februari worden de reddingsacties door burgemeester Keiser uitgebreid gememoreerd. Daarna worden enkele minuten stilte in acht genomen ter herdenking van alle slachtoffers.
Koninklijke erepenning en zeilprijs
In de periode na de watersnoodramp besluit Koningin Juliana zélf dat de uitgereikte erepenning voor de redders van de zeilvereniging als prijs mag worden ingezet voor een belangrijke zeilwedstrijd. De legpenning is nu in het bezit van de dochter van Jan Slotboom, één van de redders, die hem tijdelijk had uitgeleend aan de voorzitter.
Colofon
Research en tekst: Bert Stulp
Met dank aan Alex Koster, Streekarchivariaat de Liemers en Doesburg
en Gerrit Reiling, Watersportvereniging De Oude IJssel.
Bronnen:
Dagblad De Stem 4 februari 1953 – Krantenbank Zeeland
Delpher
Graafschapbode 4 februari 1953
Archief WSV De Oude IJssel
Doesburg TV / LiViPro Media Producties
De Gelderlander
TV Gelderland
Historic-uk.com
BBC Radio Ulster
Archief Rijkswaterstaat
Shutterspeed Ireland
Wikimedia Commons
Watersnoodmuseum.nl, kennisbank
Watersnoodramp 1953, Rijkswaterstaat.nl
Privé-interviews
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, januari 2023
Meer weten?
Doesburgse zeilvereniging De Oude IJssel
Één van de boten van de reddingsactie is bewaard gebleven en staat op het terrein van de WSV. Het is een BM’er die Dick Tol in 1939 zelf heeft gemaakt. Het bootje ziet er piekfijn uit en vaart ’s zomers nog steeds.
Het hoge water van januari 1995
Doesburg Vertelt publiceerde al eerder over de dreiging van het water. In 1995 stond het water aan de Contre Escarpe en in de Oude IJssel zo hoog, dat het spannend werd. In het hele Nederlandse rivierengebied waren grootschalige evacuaties. Hoe Doesburgse vrijwilligers het gevaar te lijf gingen leest u in: Het hoge water van januari 1995.
De watersnoodramp van 1953 | Gevolgen, ook buiten Nederland
De gevolgen van de watersnoodramp zijn enorm. Ook in Engeland en België is veel schade. Het aantal slachtoffers in Engeland is niet exact bekend maar wordt geschat op 307. Daarbij zijn ongeveer 100 passagiers van de veerboot Princess Victoria, die de verbinding tussen Schotland en Noord-Ierland onderhoudt.
Lees verder >
Het aantal drenkelingen is niet exact bekend omdat veel passagiers vanwege het slechte weer niet zijn komen opdagen. In Engeland worden 30.000 mensen geëvacueerd. 24000 huizen zijn verwoest of raken zwaar beschadigd. Ook in België is de schade groot. Daar verdrinken 25 mensen.
Filmverslag van de zinken van de Princess Victoria door Karen Atkinson. Bron: BBC Radio Ulster
In Zuid-West Nederland vallen in totaal 1836 slachtoffers van wie 864 in Zeeland, 677 in Zuid-Holland, 247 in Noord-Brabant en 7 in Noord-Holland. Later overlijden nog eens 40 mensen aan de gevolgen van de ramp. 3300 woningen worden geheel vernietigd en 33000 beschadigd maar nog wel te herstellen. 200.000 stuks vee komt in het water om.
Economische schade
200.000 ha. vruchtbaar land komt onder water te staan. Vanwege het zoute water is die grond jarenlang niet bruikbaar als landbouwgrond. Ook de overige economische schade is enorm, in totaal anderhalf miljard gulden. Nederland heeft in 1953 een nationaal inkomen van 24 miljard gulden; de schade is dus ruim 6% van dat bedrag. In cijfers van nu zou dat ongeveer 22 miljard euro zijn.
De watersnoodramp van 1953 | Oorzaken
Op 29 januari 1953 ontwikkelt zich op het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan een storm die weliswaar zeer heftig is maar die aanvankelijk voor Nederland weinig gevaar lijkt te gaan opleveren. Het stormveld verplaatst zich naar het zuiden, verder de Atlantische Oceaan op.
Animatie van Rijkswaterstaat. Wat gebeurde er precies bij de Watersnoodramp van 1953?
Lees verder >
Bij Schotland verlegt de storm echter zijn koers naar het westen. Dat betekent dat hij de Noordzee wordt opgestuwd, in de richting van de Nederlandse kust. Omdat de Noordzee een trechtervorm heeft, worden grote hoeveelheden Noordzeewater in een steeds smaller deel van de Noordzee geperst. De waterstand voor de Nederlandse kust, maar ook bij België en Engeland, stijgt tot grote hoogte.
Springvloed
Tot overmaat van ramp is het springvloed, een situatie die ontstaat wanneer de zon en de maan in elkaars verlengde staan. Bij Hoek van Holland staat het water in de nacht van 31 januari op 1 februari 3,85 meter hoger dan normaal; bij Vlissingen zelfs 4,55 meter. Dit extra hoge water beukt op de Nederlandse duinen en dijken. Daar komt bij dat de storm lang duurt. Hij arriveert in de avond van 31 januari bij de Nederlandse kust en teistert 24 uur lang alle waterkeringen.
Dijken in slechte conditie
Al in 1920 adviseert Rijkswaterstaat in een rapport aan de regering om de dijken op diverse plekken te versterken en te verhogen. Veel dijken in het zuidwesten van Nederland zijn in slechte conditie. Er worden wel plannen gemaakt, maar de uitvoering laat te wensen over. De crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog stellen andere prioriteiten.
Geld naar de wederopbouw
De laatste grote overstroming, in 1916, is al lang geleden en richt in Nederland weinig schade aan. Na de oorlog wordt het werk aan de dijken wel opgepakt maar het tempo ligt laag. Veel van het beschikbare geld gaat naar de Wederopbouw. De overstromingsramp van 1 februari 1953 wordt dan ook als een grote schok ervaren.
Over de auteur
Bert Stulp, 75 jaar. Studeerde Sociale Geografie Rijksuniversiteit Groningen. Heeft gewerkt als leraar aardrijkskunde in Hengelo-Overijssel. Specialiseerde zich na zijn pensionering in verdwenen dorpen in Nederland en publiceerde hierover een serie van 5 boeken (ISBN: 9789079538096). Richt zich nu op de lokale Doesburgse geschiedenis, met onder andere de brochure ‘Vijf bijzondere Doesburgse gevelopschriften’ voor Monumentenvereniging Doesburg en verhalen op Doesburg Vertelt. Is getrouwd met Antoinette en heeft 3 eigen kinderen, 3 bonuskinderen en 13 kleinkinderen.