
Doesburg is als een uitdragerswinkel. Historische juwelen prijken er naast veel waardeloze rommel
In 1948 publiceert de Arnhemsche Courant een verhaal over Doesburg met de titel ‘Een Hanzestad ontwaakt’. Het verslag van de journalist over de woningen in Doesburg is niet mals:
‘Doesburg is als een uitdragerswinkel. Historische juwelen prijken er naast veel waardeloze rommel. Magnifieke gevels, relicten van vroegere welstand, worden geflankeerd door bouwsels die in onze eeuw de naam van huizen niet meer verdienen. De boel zou hier voor de helft tegen de grond moeten, verklaarde een deskundige, wilden wij kunnen spreken van afdoende sanering. Men zal er zeer weinig ledige krotten aantreffen, waarop het bekende bordje ‘Onbewoonbaar verklaarde woning’. Ge vindt des te meer intensief bewoonde onbewoonbare woningen.’
De journalist signaleert een aantal problemen voor de gemeente Doesburg. Allereerst de huisjesmelkers in de stad, en daarna de eisen ter vervanging van ‘intensief bewoonde onbewoonbare woningen:’
‘Huizenbouw, zo oordeelde men, is een kwestie van particulier initiatief. Maar dat bleef in gebreke. Geen wonder ook, want de keten die men woningen beliefde te noemen, bevonden zich in handen van enkele huisjesmelkers. Die werden rijk, terwijl zij in het zwarte deurgat stonden, handen in de zakken, kijkend van de lucht naar hun klompen en van hun klompen naar de lucht. Bovendien vonden zij daarnaast nog tijd om bouwplannen te torpederen.’
‘Onze hedendaagse sociale en hygiënische opvattingen verzetten zich er bovendien tegen, dat in een herbouwde wijk evenveel bewoners worden gestopt als er zijn uitgekomen’.
De in 1946 aangestelde nieuwe burgemeester van Doesburg, Reinier Willem Keiser (28 februari 1903 – 9 april 1967) krijgt de uitdaging om Doesburg wakker te schudden en de ‘Wederopbouw van Doesburg’ te realiseren. Op Doesburg Vertelt staan meerdere verhalen over de veranderingen in Doesburg in de periode van Keisers burgemeesterschap – tussen 1946 en 1956: De IJsselbrug in 1952 en de stimulering van de industrie na 1946. Ubbink, Rotra en Blikfabriek ‘Verblifa’ zijn mede aan hem te danken. Door de initiatieven van Keiser wordt de vraag naar woningen, en daarmee de woningnood in Doesburg, alleen maar groter. Zoals de journalist van de Arnhemsche Courant in 1948 vermeldt:
‘Voor het eerst in de geschiedenis trekt Doesburg meer arbeiders aan dan het naar werkobjecten elders ziet vertrekken’.
De stad spant zich in om meer werkgelegenheid te creëren. In 1947 zijn er 5.721 inwoners, 800 meer dan in 1930. De woningbouw blijft in die periode echter ruim achter. Er komen slechts 36 woningen bij. De woningnood wordt dus groter. De plannen voor woningbouw worden op papier wel gemaakt, maar stagneren door onteigeningsprocedures en plannen van andere overheden.
‘Dan is er de bouw van arbeiderswoningen. Het Zuidelijke Molenveld is daartoe bouwrijp gemaakt. Het Noordelijk deel kon niet in het uitbreidingsplan worden opgenomen, omdat het tracé van de nieuwe oeververbinding nog niet bekend is. Waterstaat zal waarschijnlijk binnenkort het project ter tafel brengen.’
Maar wat heeft burgemeester Keiser in zijn periode kunnen doen aan alle ‘onverklaarbaar bewoonde woningen’? Uit onderzoek in de archieven van Doesburg blijkt dat weinig te zijn. In de periode 1950 tot 1954 verklaart de gemeente 21 woningen in het oude centrum onbewoonbaar.

Klik voor tabel

Het aantal woningwetwoningen, waarvan de bouw wordt gestart in de periode 1947 en 1952 in Molenveld-Zuid blijkt onvoldoende.

Klik voor tabel

De bevolkingstoename van Doesburg is groter dan verwacht werd in 1946. De Arnhemsche Courant besteedt hier in 1956 opnieuw aandacht aan, bij het afscheid van burgemeester Keiser:
Het ETI (Stichting Economisch Technologisch Instituut voor Gelderland) verwachtte — blijkens zijn rapport (uit 1946) — dat Doesburg in 1970, omstreeks 5.800 tot 6.600 inwoners zou tellen. Maar het zijn er nu reeds 7.000. Het woningtekort, dat direct na de oorlog al bestond — Doesburg had toen ongeveer 145 nieuwe woningen nodig —groeide hierdoor snel. Het tekort bedraagt thans ongeveer 500 woningen en het ziet er niet naar uit, dat dit binnen afzienbare tijd minder zal worden.’
Doesburg telt in 1956 volgens de volkstelling van dat jaar 6.844 inwoners en 1.590 woningen. Ruim 53% van de bevolking woont nog in een huishouden van 5 personen of meer, dat wil zeggen dat er nog steeds gemiddeld meer mensen in een woning wonen dan in 1930. De ‘verkrotting’ van woningen is nog nauwelijks opgelost. Tot 1974 worden in het oude centrum nog ruim 243 woningen afgebroken.
En als het Molenveld is vol gebouwd, wat dan? Doesburg weet het eigenlijk zelf nog niet precies. Want de stad zit klem tussen de oude stadswallen’, aldus de journalist van de Arnhemsche Courant.
Dichtgetimmerde onbewoonbaar verklaarde woningen
De vele met planken dichtgetimmerde onbewoonbaar verklaarde woningen gaven een trieste aanblik. Dit kwam doordat er door de schaarste niet voldoende en niet snel genoeg gebouwd kon worden’ Eduard Riewald in 2019.

In Doesburg zijn inderdaad veel woningen door de gemeente onbewoonbaar verklaard en dichtgetimmerd. Vaak wordt een bord geplaatste met de tekst: ‘onbewoonbaar verklaarde woning’. Uiteindelijk wordt 22% van alle woningen in het oude centrum (volgens de telling van 1947) tussen 1950 en 1974 gesloopt. De ‘jeugdherinnering’ van Eduard Riewald duurt dus feitelijk 25 jaar. Menig Doesburger zal zich de bordjes en de straten waarin dit veel voorkwam herinneren.

Klik voor tabel

De lijst van de 234 afgebroken woningen per straat tussen 1955 en 1974 is lang. Bekende straten zijn de Zandbergstraat (40), Waterstraat (19), Windmolenstraat (15), Veerpoortstraat (15), Bresstraat (14), Kosterstraat (13), Koetsveldstraat (13), Bergstraat (12),en Boekholtstraat (10). Na 1974 zijn daar nieuwbouwwoningen gekomen, al dan niet door sociale woningbouw van de gemeente.
De sanering van de binnenstad vraagt tijd
In februari 1957 publiceert de Arnhemsche Courant opnieuw een artikel over de situatie in Doesburg:
‘Dat de laatste jaren Doesburg zich door de woningbouw zowel in het zuidelijk als in het noordelijk Molenveld enorm uitgebreid heeft, zal ieder kunnen beamen. Toch zal door velen de vraag gesteld zijn, wanneer nu eindelijk de tijd eens zal aanbreken, dat men de binnenstad, die steeds meer onbewoonbaar verklaarde en onverklaarbaar bewoonde huizen gaat herbergen, gaat aan pakken.
Er gaat welhaast geen raadsvergadering voorbij, of de agenda vermeldt de onbewoonbaarverklaring van woningen.’
De krant wijst op allerlei problemen omtrent sanering maar eindigt met de tekst:
Wie tenslotte nog denkt aan de onderhandelingen die gevoerd zullen moeten worden met tientallen huis- en grondeigenaren over de toekomstige bestemming van hun eigendommen, moet wel tot de conclusie komen, dat de algehele sanering van de binnenstad van Doesburg nog tientallen jaren In beslag gaat nemen. Dit is ook het oordeel van terzake bevoegde personen.’
Tot 1974 heeft de gemeente Doesburg inderdaad de handen vol aan alle ‘onverklaarbaar bewoonde woningen’. Uit het verslag van de raadsvergadering van 30 maart 1957 blijkt dat de gemeente de onbewoonbare woningen wel wil aanpakken, maar dat de woningen nog lang worden bewoond. ‘De voorzitter (de burgemeester) merkt op’ dat het gemeentebestuur geschrokken is van de ‘woningtoewijzing’ voor 1957. Met andere woorden, ‘als dit zo doorgaat’ kan de gemeente geen andere woning toewijzen aan de bewoners van die woningen.
De constatering van de burgemeester lijkt achteraf gezien juist. Tussen 1957 en 1959 worden 41 woningen onbewoonbaar verklaard en gestart met de bouw van ‘slechts’ 87 woningen in Molenveld.

Klik voor tabel


Klik voor tabel

Sociale woningbouw Doesburg na 1960
De gemeente Doesburg heeft veel gedaan om toch betaalbare woningen te realiseren. Na 1960 worden in De Ooi 562 woningwetwoningen gebouwd, onder verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. De gemeente start daarvoor haar eigen Woningbouwvereniging Doesburg. Tussen 1977 en 1991 worden door de gemeentelijke uitbreiding met Beinum nog eens 497 woningwetwoningen gerealiseerd. Tussen 1979 en 1990 worden in het kader van dezelfde woningwet ook in het oude centrum 160 woningen gerealiseerd.

Klik voor tabel

De vraag blijft of alle inspanningen van de gemeente op het gebied van sociale woningbouw een vervanging boden voor al die mensen die tussen 1950 en 1974 in het centrum van Doesburg in ‘onverklaarbaar bewoonde woningen’ woonden. De woningbehoefte in 1970 wordt in 1956 geschat op 1.692 woningen. Het zijn er 2.515 geworden in 1971, met een inwoneraantal van 9.465. Het inwoneraantal per woning daalt tot gemiddeld 3,8. Na de uitbreiding met Beinum in 1972 is het gemiddelde inwonertal per woning verder gedaald naar 2,5 in 1995 en 2,1 in 2021.
‘Dina, now kriegen wi’j et bèter!’
Terug naar het interview met Eduard Riewald: ‘De Gestichten van Weldadigheid bouwden bejaardenwoninkjes in de Gasthuisstraat. Daar gingen mijn opa en oma wonen. De huur was laag en bovendien ‘trokken ze inmiddels van Drees. Ze voelden zich rijk’.’
Dit citaat van Riewald uit 2019, een uitspraak van zijn opa in 1956, heeft een relatie met de woonsituatie van veel Doesburgers in 1956. De huren zijn hoog en het inkomen van de bewoners van de ‘onverklaarbaar bewoonde woningen’ is laag. In 1956 verdient ‘Jan Modaal’ in Nederland volgens het CBS ongeveer 400 gulden per maand. Ruim 70% van de mannelijke, werkende bevolking van Doesburg is in 1956 zo’n ‘Jan Modaal’.
‘Trekken van Drees’ (de AOW) betekent voor een echtpaar ongeveer 133 gulden per maand netto. De opa en oma van Riewald ‘voelden zich rijk’, want de huur van hun nieuwe woning ‘was laag.’ Waarschijnlijk hadden zijn opa en oma het geluk dat zij de bewoners konden worden van de 7 nieuwe bejaardenwoningen die de Gestichten van Weldadigheid bouwden. Anderen bleven in de ‘onverklaarbaar bewoonde woningen’ van Doesburg achter.
Bejaardenzorg en vergrijzing in Doesburg
Van de raadsvergadering van de gemeente Doesburg op 30 maart 1957 vinden we dit korte verslag over de zorg voor bejaarden.
Het verslag geeft aardig het verschil weer tussen de ‘oude tijd’ en de ‘nieuwe tijd voor wat betreft de zorg voor ouderen. De heer Rijnberk wijst naar het verleden en ‘het bestaande bejaardencentrum’, de Gestichten voor Weldadigheid, en hun ‘vermogen’. De Gestichten bouwen in die periode aan de Gasthuisstraat 7 nieuwe bejaardenwoningen. De voorzitter, de burgemeester, wijst op de toekomstverwachting van Doesburg.
Hij betoogde ‘dat de noodzaak om over te gaan tot stichting van een bejaardencentrum ligt in de omstandigheid, dat Doesburg groeit en de bevolking steeds ouder wordt. We kunnen aannemen dat Doesburg in 1970 wel 10.000 inwoners zal kunnen hebben. Men neemt aan dat dan 10,1 procent der bevolking tot de bejaarden gerekend zal kunnen worden. De Gestichten van Weldadigheid vallen onder Armenzorg, een zorg van geheel andere orde.’
We kunnen nu vaststellen dat de burgemeester er in 1957 niet ver naast zit. In 1971 telde Doesburg 9.465 inwoners en een aandeel van 10% bejaarden in 1971 is zeer waarschijnlijk. Met andere woorden, het aandeel bejaarden (65+) in Doesburg verdubbelde waarschijnlijk in 13 jaar tijd tot 940 inwoners. Sinds 1957 zijn diverse woningbouwverenigingen woningen voor bejaarden gaan bouwen in Doesburg, naast bejaardentehuizen. Maar was dat in die periode ook een oplossing voor de ‘overklaarbaar bewoonde woningen’? Zie onderstaand bericht uit 1965.

Colofon
Research en tekst: Peter Meuwese
Videomateriaal LiViPro Media Producties, met dank aan het Schilderman archief
Met dank aan de familie Riewald
Bronnen:
Mijngelderland.nl
Secretariearchief-Doesburg-1936-1990, Categorie Woningwetwoningen, Categorie Particuliere woningbouw
Volkstellingen 1930 en 1947
Volks- en woningtelling 1971
Stichting Economisch Technologisch Instituut voor Gelderland
Doesborgh Nieuws, november 2022
Doesburg historiekanaal
LiViPro Media Producties
Schilderman archief
Woningvereniging IJsselland
Het Vrije Volk
Delpher, Arnhemsche Courant
Het Parool
De Telegraaf
Wikimedia Commons
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, maart 2023
Meer weten?
Over de periode van de wederopbouw
De mannen en vrouwen van de Blik, over Verblifa (Vereenigde Blikfabrieken), het bedrijf dat in 1946 aan de Koepoortdijk werd geopend.
Beinum en de ‘Doesburgse Doornroosjeslaap’, over de groei en uitbreiding van Beinum.
De heropening van de Grote kerk in 1972, over de herbouw en opening van de Martinikerk, zevenentwintig jaar na de verwoesting door de Duitsers in 1945.
… Moeten jullie hier wonen?
De niet meer bestaande Stichting Stadsherstel en Monumentenvereniging Doesburg zijn twee organisaties die zich bezighouden of hebben beziggehouden met het tegengaan van verkrotting en het opknappen van panden in de binnenstad. Op Open Monumentendag van 10 september 2022 werd in de Gasthuiskerk een historisch overzicht gepresenteerd van hoe dat zestig jaar lang in zijn werk ging. Het stuk ‘Trots op onze stad’, was opgesteld door Carl König.
Lees verder >
König vertelt over een bezoek in 1962 van zijn schoonouders aan Doesburg. Tijdens een wandelingetje door de stad zegt zijn schoonvader: ‘moeten jullie hier wonen?’ Hij bedoelt volgens König: ‘… doe je dit mijn dochter aan?’ Königs schoonvader doelt op het feit dat de stad er desolaat bij ligt. Alleen al in de binnenstad zijn honderdvijfentwintig leegstaande panden onbewoonbaar verklaard. Het gaat daarbij niet alleen om ‘gewone’ woningen in de Windmolenstraat en de Zandbergstraat, maar ook om monumentale panden in de Veerpoortstraat en aan de de Philippus Gastelaarsstraat.

[klik/tik voor groot]
Licht, lucht en ruimte
De bevolking, aldus König in zijn verhaal, trok weg uit de verpauperde stad. Eerst naar de Molenvelden en tien jaar later ook naar de Ooi. Daar was licht, lucht en ruimte, en iedere woning had een voor- en achtertuin.
‘We slopen de hele Veerpoortstraat‘
De vraag was: wat doen we met al die bouwvallen? Afbreken lijkt het eenvoudigst en goedkoopst, en König herinnert zich een moment in de jaren zestig. Er werd wat gedronken in De Waag. Een aannemer, tevens raadslid, zei: ‘We slopen de hele Veerpoortstraat en als dat moet zet ik die gevels er wel weer voor.’
Slopen? Nieuwbouw? Restaureren?
König zelf was inmiddels lid geworden van de Monumenten Vereniging, die in 1961 was opgericht. Die vereniging pleit van meet af aan voor restauratie maar ja, afbreken en nieuwbouw is goedkoper dan restaureren. De Gemeente heeft andere problemen. Een subsidie voor restauratie vervalt als die niet in hetzelfde boekjaar wordt gebruikt. Maar een pand aankopen, een restauratieplan langs Welstand en Monumentenzorg loodsen, het laten aannemen en ook nog een in één boekjaar voltooien? Halverwege de jaren zestig wordt de regel aangepast en mag subsidie in tien jaar worden besteed. De Gemeente koopt zeven panden in de Kosterstraat, waarvoor architect Ovink het restauratieplan maakt. Zo ontstaan huizen waar mensen tot vandaag graag wonen.
Mientje Stam, de moeder van Zwaan
Niet alleen de Gemeente wordt actief. In 1982 besluit de Monumentenvereniging om het pand Koetsveldstraat 7 aan te kopen. Er is een aankoopbedrag, een restauratieplan, een subsidieaanvraag en een begroting. En er is een gegadigde, Mientje Stam, de moeder van Zwaan. Maar er zijn ook bezwaren: het plan is te ambitieus; wat als het tegenvalt, wie is er dan aansprakelijk, het bestuur?
Na een lange discussie wordt het voorstel toch aangenomen. Al snel wordt duidelijk dat een Stichting de maximale subsidie kan krijgen. Die stichting komt er: de Stichting Stadsherstel Doesburg.
Doesburg als voorbeeld
Na het pand in de Koetsveldstraat worden in hoog tempo nieuwe panden aangekocht, gerestaureerd en verkocht. Ook grote panden als het Zwarte Paard, Veerpoortstraat 4, of vier kleine zoals Bergstraat 43-49 en Ooipoortstraat 73-79. In achttien jaar worden evenzoveel panden gerestaureerd. Als na een tijdje ook particulieren panden beginnen te restaureren wordt Doesburg van een armzalige stad een voorbeeld voor andere steden.
Lees het hele verhaal van Carl König in het jaarlijkse contactblad van de Monumentenvereniging 15 april 1945, op p17: Doesborgh Nieuws, editie 2022.
Bouwen, bouwen, bouwen

De NTR maakte de vierdelige serie Van krot tot Vinex, over wonen in Nederland. Op vrijdag 17 februari verscheen aflevering 3 ‘Bouwen, bouwen, bouwen, over Nederland na de Tweede Wereldoorlog: Het land likt zijn wonden. Er is aan alles een tekort, maar vooral aan huizen. De situatie is zo nijpend dat de overheid mensen dwingt woningzoekenden in huis te nemen. Hoe lossen we dat op? Bouwen, bouwen, bouwen is het credo.
Over de auteur
Peter Meuwese (Arnhem, 1955) studeerde Sociaal Economische Geschiedenis. Meuwese is één van de researchers van Het Huis Doesburg en Doesburg Vertelt. Behalve aan de editie over de wijk Beinum leverde hij tal van bijdragen aan andere verhalen. Zo was hij onder andere betrokken bij de totstandkoming van de verhalen over de Blikfabriek, de Joodse gemeenschap in Doesburg en Staarink Waarenhuis, en een aantal Stadsvertellingen.