Ga naar de inhoud
.

Frederik Gregory, Doesburger, viceadmiraal des konings

Jacob en Christina zijn afkomstig uit Dresden, de hoofdstad van Saksen, waar zij elkaar ook hebben leren kennen. Jacob Gregory en Christina Frederika, geboren Flade, trouwen in het slot Großkmehlen, dat bij het gelijknamige geboortedorp van Christiana ligt. Hun oudste zoon  wordt geboren in Saksen, maar de jongste komt ter wereld in Nederland.

Koning Willem III. Kort na het overlijden van koningin Sophie (2 juni 1877), zijn eerste vrouw, vertrok de koning naar Zürich, waar hij dit portret liet maken – bron Haags Gemeentearchief
[klik/tik voor groot]

Ons land heeft nauwelijks zijn republikeinse veren afgeschud en is bezig te wennen aan weer een koning, namelijk Willem I, geboren als Willem Frederik van Oranje Nassau, de oudste zoon van de in 1795 naar Engeland gevluchte stadhouder Willem V.

Politieke strubbelingen

Jacob, die in 1774 in Amsterdam werd geboren, keerde in 1795 de Republiek de rug toe. Hij was Oranjegezind en kon de politieke strubbelingen in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden niet langer verdragen. Hij vestigde zich in Dresden. Duitsland, of beter gezegd het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, waar Saksen een onderdeel van was, was hem niet onbekend. Zijn vader Johann Ludwig kwam namelijk uit Berlijn. Die trouwde in 1766 in Amsterdam met Johanna Tack, en werd in 1789 door de Pruisische koning Friedrich Wilhelm II benoemd tot vertegenwoordiger in Amsterdam. Johann bleef tot aan zijn dood in 1803 in Amsterdam wonen. Toen het Franse tijdperk in de loop van 1813 ten einde liep, vestigde zoon Jacob zich in september van dat jaar in Doesburg. Daar onderhield hij zij gezin als koopman.

Indrukwekkende carrières

Woning Veerpoortstraat
[klik/tik voor groot]

De twee zoons van Jacob en Christiana bezoeken in Doesburg de Latijnse school. Daarna maken ze  verschillende keuzes voor hun toekomst. De oudste gaat rechten studeren, de jongste kiest voor een militair bestaan. Op 16 november 1830 vertrekt Frederik, dan 16 jaar, naar het Koninklijk Instituut voor de Marine in Medemblik. Zijn studie bestaat behalve uit de theorie van de zee en het oorlogvoeren ook uit de dagelijkse praktijk op opleidingsschepen.

beeldje Willem de Vaynes van Brakell
[klik/tik voor groot]

Moeder blijft met dochter Julie achter in Doesburg. Niet meer aan de Koepoortdijk, maar sinds 1829 in een huis aan de Veerpoortstraat, net naast het huis van Willem de Vaynes van Brakell. Vader Jacob maakt de ontwikkeling van zijn beide zoons niet meer mee; hij sterft in 1826. Moeder Christiana overleeft haar man 36 jaar. Zij heeft de indrukwekkende carrières van haar beide zoons wel kunnen meemaken. Joan schopt het tot Commissaris des Konings in Drenthe, Frederik beëindigt zijn carrière als viceadmiraal.

De regering is ongerust

Nadat hij in 1834 zijn studie heeft afgesloten wordt Frederik bevorderd tot adelborst eerste klasse. Tijdens zijn carrière komt hij in aanraking met allerlei marineonderdelen. Hij doet stap voor stap ervaring op en maakt regelmatig promotie. In 1839 wordt hij bevorderd tot luitenant ter zee tweede klasse en slechts een paar jaar later wordt hij secretaris van de commissie ter verbetering van de Indische zeekaarten.

In een artikel in het Journal des Indes Orientales presenteert hij een overzicht van de expeditie van de Engelsen op de noordkust van Borneo in de periode 1843-1845. De Nederlandse regering is erg bezorgd over die expeditie, die wordt geleid door de Britse kapitein Henry Keppel, een nazaat van de Gelderse edelman Arnold van Keppel. Keppels officiële opdracht was om de piraten aan de noordkust van Borneo onschadelijk te maken. Het gouvernement van Nederlands-Indië verdenkt de Engelsen er echter van hun invloed op Borneo te willen uitbreiden ten koste van het Nederlandse gezag. 

Twee ingrijpende stappen

Naast zijn werk om de Indische zeekaarten te verbeteren wordt Frederik in 1848 adjudant van viceadmiraal Machielsen, op dat moment commandant van de zeemacht in Oost-Indië. Hij wordt ook benoemd tot inspecteur der marine. Het zijn twee ingrijpende stappen die zijn toekomst voor een groot deel zullen bepalen.

Frederik is op 19 augustus 1847 in Doesburg getrouwd met de 25-jarige Jeanne Adriana Wilhelmina van Wijck uit Amsterdam. Ze krijgen vier kinderen: Christiaan Frederik Alexander in 1851, Carolina Cornelia in 1853, Joan Lodewijk Gerhard in 1855 en Constance Jeanne Fréderique die in 1862 wordt geboren. Frederik verlaat de commissie in 1850. Op dat moment heeft hij zijn vuurdoop op Bali al ondergaan.

Het lastige eiland Bali

In 1848 vindt het Nederlandse kabinet het gewenst om het voortdurend lastige eiland Bali definitief tot de orde te roepen. Twee eerdere pogingen van het Koninklijk Nederlandsch Indische Leger zijn dan al mislukt. Frederik wordt in november van dat jaar naar Indië gestuurd. Daar moet hij Machielsen assisteren bij de derde poging om Bali te onderwerpen. De expeditie die op 1 april 1849 begint, verloopt voorspoedig. De strijdmacht legt op 15 april met 100 schepen en 7000 manschappen aan op de noordkust van het eiland.

Aanval der Baliers bij Kasoemba - tekening door Justus Pieter de Veer
Aanval der Baliers bij Kasoemba – tekening door Justus Pieter de Veer – bron Wikimedia Commons

Vernieling hindoetempels

De Nederlandse troepen, met hun moderne Europese wapens, blijven de Balinezen nu wel de baas. Michiels wordt bij een onverhoedse aanval van de opstandelingen op 25 mei echter zodanig gewond dat een van zijn benen moet worden geamputeerd. Hij overleeft de ingreep niet. Luitenant-generaal Van Sachsen Weimar – Eisenach neem het opperbevel dan over, maar draagt de feitelijke uitvoering over aan luitenant-kolonel Van Swieten. Die beëindigt de militaire operatie met succes, maar wel ten  koste van een paar honderd gesneuvelden aan Nederlandse kant, duizenden dode Balinezen en de vernieling van eeuwenoude hindoetempels en andere culturele monumenten.

Militaire Willems Orde

Militaire Willemsorde
[klik/tik voor groot]

Eind ’49 keert Frederik terug naar Nederland. Koning Willem III benoemt hem bij Koninklijk besluit van 11 december 1849 tot Ridder in de Militaire Willems Orde. De koning vergeet ook de deelnemende bataljons aan de tweede en derde expeditie naar Bali niet. Hij ‘… hecht er aan zijn tevredenheid te betuigen aan de militairen en schepelingen van land- en zeemacht over hun bij de gelegenheid betoonde moed en volharding met de bepaling dat daarvan bij afzonderlijke dagorders, zowel in Nederland als in Indië, melding wordt gemaakt.’ De Militaire Willems Orde is niet de eerste onderscheiding die Frederik krijgt. Bij Koninklijk Besluit van 17 februari 1846 nummer 85 was hij al benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Er zullen er nog meer volgen.

Gedenkplaat van Wemberich in de Martinikerk
[klik/tik voor groot]

Na zijn terugkeer werkt Frederik met zijn broer Joan een al langer bij hen levend plan uit om een monument op te richten voor Wembrich van Berchem, de vergeten 17de-eeuwse viceadmiraal van Holland en West-Friesland. Deze Van Berchem werd in 1580 in Doesburg geboren en stierf er ook: op 30 mei 1653. Zijn staat van dienst is indrukwekkend: hij vocht met Piet Hein tegen de Duinkerker kapers, zat de Spanjaarden dwars in West-Indië en was directeur van een nieuwe handelspost van de Verenigde Oost-Indische Compagnie aan de oostkust van India. Zijn stoffelijk overschot werd begraven in de Doesburgse Martinikerk. Zijn echtgenote Anna Hunthums ligt naast hem. Frederik en Joan proberen Doesburgse notabelen voor hun plan te interesseren. Dat lukt. Op 10 januari 1854 wordt in de Martinikerk een marmeren gedenkplaat onthuld met een ode aan de Doesburgse zeeheld.

Een aangename verrassing

Dan komt er een aangename verrassing. In de loop van februari 1854 krijgt besluit koning Frederik VII van Denemarken dat de Nederlandse onderdaan F.A.A. Gregory onderscheiden wordt als Ridder van de Dannebrog Orde derde klasse. De bedoeling daarvan is natuurlijk om de vriendschappelijke betrekkingen tussen beide koninkrijken te onderstrepen. De ook in Doesburg geboren admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen kreeg deze onderscheiding al 48 jaar eerder. De ambassadeur van het koninkrijk Denemarken reikt de versierselen uit in het stadhuis van Breda. Frederik is daar als docent stuurmanskunst verbonden aan de Koninklijke Militaire Academie. Hij promoveert op 1 april tot luitenant ter zee eerste klasse en krijgt een aanstelling als kapitein van het wachtschip Ajax te Vlissingen. In 1856 maakt hij deel uit van een commissie voor de stichting van een sterrenwacht in Leiden.

Het voormalige linieschip Zr.Ms. Kortenaer (1844-1879) als wachtschip liggend voor het Koninklijk Instituut voor de Marine in de buitenhaven – bron Fotoalbums voormalig Instituut voor Maritieme Historie

Littekens van de slavenopstand

In 1858 komt er voor de inmiddels 44-jarige Frederik een voorlopig einde aan het leven aan de wal. Half juli vertrekt hij met een eskader van zes oorlogsbodems naar West-Indië. Drie schepen meren af in Paramaribo in Suriname, de rest vaart door naar Willemstad op Curaçao. Het betreft een gewone inspectietocht; voor hem de eerste keer, maar wel als kapitein-luitenant ter zee.

Het hoofdgebouw van plantage Knip, landhuis Kenepa op Curacao, de locatie van de opstand van tot slaaf gemaakten in 1795 – CP Hoffman 2010 – bron Wikipedia

Hoewel de slavernij in het midden van de 19e eeuw op haar retour is, speelt die in de De West nog altijd een rol van betekenis – in Suriname meer dan op Curaçao. Frederik krijgt in Suriname vooral een indruk van het dagelijks leven in de stad en op plantages. Op Curaçao zijn de littekens van de opstand van tot slaaf gemaakten in 1795 nog altijd voelbaar.

Compensatie voor plantagehouders

De zes schepen keren in november 1859 terug naar Nederland. Als op 1 juli 1863 de slavernij wordt opgeheven bepaalt de Nederlandse overheid nog wel dat de voormalige tot slaaf gemaakten nog tien jaar bij hun voormalige eigenaars moeten blijven werken. Voor de plantagehouders is er een riante compensatieregeling.

De Orde van de Eikenkroon

Frederiks carrière vordert gestaag: in 1861 wordt hij aangesteld als chef van de afdeling materieel van het Departement van Marine in De Haag en in 1865 volgt bevordering tot kapitein-ter-zee. In 1866 wordt hij adviserend lid van de staatscommissie ter herziening van de grondslagen der Koninklijke Militaire Academie in Breda. In 1866 krijgt hij het bevel over het Koninklijk Instituut voor de Marine in Hellevoetsluis en van het wachtschip daar. Twee jaar later is hij commandant van Zr. Ms. wachtschip Kortenaer in Den Helder en directeur van het daar gelegen militaire gebied Willemsoord. In de jaren ’70 komt het einde zijn loopbaan in zicht, maar niet voordat hij in 1872 is bevorderd tot schout-bij-nacht en in 1874 tot viceadmiraal. Intussen heeft de koning hem in 1868 nog maar eens voorzien van een onderscheiding: Commandeur in de Orde van de Eikenkroon, met in 1872 een opwaardering tot Grootofficier.

Politiek geladen uitspraak

Op 19 februari 1858 houdt Gregory een toespraak ter gelegenheid van de 51e verjaardag van de koning. Hij voelt zich verplicht iets te zeggen over zijn zorgen over de volksvertegenwoordiging; binnenkort komt de nieuwe Kamer bijeen. Letterlijk zegt hij: #cursief#‘Wat die zal doen is niet bekend, maar laat ons hopen dat deze niet als de vorige door eigenbelang, maar door vaderlandsliefde bezield zal wezen en aldus aan de tegenwoordige Ministers des Konings het regeren mogelijk zal maken’.#cursief# Het is een politiek geladen uitspraak die nogal wat ophef veroorzaakt. Maar Frederik, overtuigd van zijn autoriteit, blijft bij zijn standpunt.

Een merkwaardig incident

In 1874 speelt zich in Vlissingen een merkwaardig incident af. Gregory is daar als viceadmiraal getuige van. De hoofdpersoon is tsaar Alexander II van Rusland. De tsaar wil het 25-jarig regeringsjubileum van zijn neef koning Willem III bijwonen en daarna doorreizen naar Londen. Daar wil hij koningin Victoria bezoeken, de schoonmoeder van zijn dochter Maria Alexandrovna.

De tsaar is woedend

De tsaar arriveert op 12 mei met de trein in Amsterdam. In het Koninklijk Paleis op de Dam gaat hij aan tafel met koning Willem III. Een paar uur later spoort het Russische gezelschap naar Vlissingen. Daar ligt het stoomjacht Derzhava van Alexander klaar om hem naar Londen te varen. Gregory hijst de admiraalsvlag vanaf de Valk, een formatie van schepen die een saluut moet geven. Bij het uitvaren van de Derzhava uit de haven gaat het mis. Het schip loopt vast op een havenhoofd. De tsaar is woedend. Pas de volgende ochtend kan het jacht worden losgetrokken. Als de Derzhava ten slotte wegvaart, lost de kustbatterij 21 saluutschoten. Op 22 mei keert Alexander terug naar Vlissingen. Daar stapt hij op de trein voor een ontmoeting met de Belgische koning in Antwerpen.

Stoomjacht Derzhava

Niet achter de geraniums

Op 1 mei 1876 gaat Frederik met pensioen. Hij verschuilt zich niet achter de geraniums maar zet zich in voor het Rode Kruis. Zes jaar later wordt hij bij die organisatie lid van de hoofdcommissie en voorzitter van de sectie vervoer- en verblijfsmiddelen. Hij blijft ook betrokken bij zijn grote liefde, de marine. In april 1887 is hij mede-ondertekenaar van een verzoek aan de koning, waarin de zorg wordt uitgesproken over de deplorabele toestand van de Indische Marine.

In 1890 is Frederik weer eens aan de beurt voor een onderscheiding: Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw dit keer. In datzelfde jaar legt hij zijn functie neer van directeur van de administratie van het weduwen- en wezenfonds der militaire officieren bij de zeemacht, evenals het voorzitterschap van de commissie ter examinering van zeeofficieren en adelborsten. Het kanselierschap der Nederlandse Orden, dat Willem III hem in 1878 had verzocht op zich te nemen, houdt hij aan.

Laatste jaren in Velp

Frederik Alexander Adolf Gregory en Jeanne van Wijck slijten hun laatste jaren in Velp. Frederik sterft op 16 juli 1891 in De Haag. Zijn weduwe schenkt op zijn uitdrukkelijke wens een bedrag van 100 gulden aan de vereniging Het Ereteken voor Belangrijke Krijgsverrichtingen, waarvan haar man erevoorzitter is geweest, ten gunste van de weduwen- en wezenkas der vereniging. Jeanne overlijdt op 8 april 1892, ook in Den Haag.

Colofon

Research en tekst: Herman Staring
Aanvullende fotografie: Cees Duindam

Bronnen:

Revolusie, David van Reybrouck
Herinneringen uit de dagen mijner jeugd omtrent Doesburg, J.L.G. Gregory
Van zoete wijn en bittere medicijn, J.W. van Petersen
De lange schoolweg, J.W. van Petersen
Reise naar Surinamen, John Stedman
Reis door Suriname, P. Benoit
Geschiedenis van Suriname, diverse auteurs
Geschiedenis van Suriname, Hans Buddingh’
Wij slaven van Suriname, Anton de Kom
Geschiedenis van de Nederlandse Antillen, diverse auteurs
Korsow,  A. Römer
Nos Patria II, C. van Koppen / C. Goslinga / A. van Noort
De Zuid-Wester Rail Koerier, Stichting Trein Model Ruilbeurzen
Wikipedia
Wikimedia Commons
Le Petit Journal 1849, Willard A. Hama
CP Hoffman 2010
Fotoalbums voormalig Instituut voor Maritieme Historie 
Rijksdienst voor het Cultureel Ergfoed
Zeeuws Museum
Catalogus Russische keizerlijke jachten, Sint-Petersburg, 1997

Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen

Doesburg, April 2023

Meer weten?

Tijdgenoten

> Herman Rademaker, schilder van Doesburgse landschappen, te bewonderen in Stadhuis Doesburg | 1820-1885. 
> F.E. Moossdorff, raadslid en organist van het Van Gelderorgel in de Doesburgse Martinikerk | midden 19e eeuw.
> Jan Hendrik van Kinsbergen, admiraal | 1735-1819.
> Alexander Ver Huell, tekenaar | 1822-1897.
> A. Warren en A. Wennekendonk, eerste bestuursleden van het Doesborghs Schaak Genootschap | 1873.
> Willem de Vaynes van Brakell | 1763-1843.
> Bartold van Hasselt, burgemeester van Doesburg | 1741-1819.
Theo Colenbrander, industrieel vormgever | 1841-1930.

Opvallende ontwerpen en een intens kleurenpalet: dat is waar Theo Colenbrander bekend om staat. De Mesdags waren fervente verzamelaars van zijn werk. Theo Colenbrander was een tijdgenoot van Frederik Gregory.

Meer dan 12000 doden
De zelfmoord van de Raja van Buleleng met 400 volgers tijdens de interventie op Bali in 1849 9 – Le Petit Journal 1849 Willard A. Hama
[klik/tik voor groot]

De drie expedities naar Bali kostten samen meer dan 12.000 doden en nog veel meer gewonden. ‘Er was voor de overlevenden van de slagen geen nazorg zoals nu’, aldus oud-generaal Mart de Kruif in een interview dat Herman Staring met hem hield. ‘Er was zelfs geen nazorg toen de jongens na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 naar Nederland terugkeerden. Zij deden er, onbegrepen als zij waren, vooral het zwijgen toe.

Lees verder >

Het effect van oorlog voeren op de mentale gezondheid is altijd genegeerd. Niet zwak zijn, maar hard slaan, dat was het devies. En dat deed het KNIL, net als in de Java-oorlog van 20 jaar eerder. Het ging er om de wil van het volk te breken. En dat is nog steeds zo, zie Oekraïne. Pas aan het einde van de 19de eeuw ontstond het besef dat er meer nodig was om de controle te houden dan alleen oorlog voeren. Generaal Van Heutsz heeft dat ingezien en handelde later als gouverneur-generaal van Nederlands Indië daar ook naar. Er werden sociale en politieke maatregelen genomen. Vandaag de dag bestaat het militaire vermogen niet louter uit het fysieke, zoals aantallen manschappen en wapens, maar spelen twee andere factoren een belangrijke rol: de conceptuele component, waarin vooral de vragen wat, waarom en hoe een rol spelen, en de mentale component waarin leiderschap dat verantwoordelijkheid toont, belangrijk is. Als die drie componenten niet met elkaar in balans zijn, heb je een probleem. Dat was in de hele koloniale periode in Indië het geval.’

Slavernij in Suriname en Curaçao
Suriname was in de zeventiende eeuw een korte periode Zeeuws bezit. Paramaribo heette toen Nieuw-Middelburg en het voormalige Engelse fort Willoughby kreeg de naam Fort Zeelandia. Plantages, waarop tot slaaf gemaakten werkten, moesten voor inkomsten zorgen.
[klik/tik voor groot]

Rond 300.000 Afrikanen werden door de West-Indische Compagnie naar Suriname, Curaçao en Brazilië gesleept, nog eens 300.00 door niet bij de WIC aangesloten Nederlanders.

Lees verder >

Het aantal in slavernij levende personen in Oost-Indië bedroeg naar schatting 1.100.000, gerekend over de koloniale periode van midden 17eeuw tot diep in de tweede helft van de 19de eeuw.

Verkapte slavernij
Een verkapte vorm van slavernij was het cultuurstelsel dat van 1830 tot 1870 op Java bestond. Het hield in dat de boeren 20% van hun akker moesten bebouwen met gewassen die voor de Europese markt waren bestemd. De inkomsten daarvan kwamen de staatskas van Nederland ten goede. Voor de boeren betekende het dat zij minder voor eigen behoefte konden oogsten met vaak honger, verzwakking en ziekte tot gevolg.

Verder lezen? Bekijk ook de editie Op zoek naar sporen van een lastig verleden, over slavernij in Doesburg, Angerlo en Hummelo.

Over de auteur

Herman Staring (Arnhem, 1944) is voormalig docent geschiedenis en biologie en voormalig correspondent van het Doesburgs Streekblad en dagblad De Gelderlander. Staring schreef voor HetHuisDoesburg het boekje ’Robert Jacob Gordon, wetenschapper en nog veel meer.’  Van zijn hand verscheen ook ‘Tot het einde der tijden, een kleine geschiedenis van de begraafplaats aan de Bergweg in Velp’, ‘Koninginnedag Doesburg 1998’ en voor Doesburg Vertelt ‘Alexander Ver Huell, een miskend kunstenaar’, ‘De mannen en vrouwen van de Blik’ en ‘Eindelijk lid van de Hanze’. 

Instagram
WhatsApp