Een Vischpartijtje
We weten niet wie de handelaar is, die met de lading boomschors in zijn maag zit, maar het is in elk geval iemand die van zijn hart geen moordkuil maakt. De man schrijft een brief op poten aan De Weegschaal, een voor die tijd nogal tegendraads tijdschrift, dat er niet voor terugdeinst om zich af te zetten tegen de gevestigde macht. Zijn brief van drie pagina’s, met als titel ‘Een Vischpartijtje’ wordt opgenomen in de eerste editie van 1819, maar is door de redactie van het tijdschrift al eerder aangekondigd.
De schutsluis in de Oude IJssel bij Doesburg moet er voor zorgen dat het water in de rivier op peil blijft zodat er scheepvaart mogelijk is. In de 19e eeuw zijn de bediening en het onderhoud van de sluis echter niet in handen van het Waterschap maar van het stadsbestuur van Doesburg, de zogenaamde magistratuur. Het zijn die magistraten, de ‘burgemeesters’, waar de Doetinchemse koopman zich druk over maakt.
Najaarsregens
Het geval wil namelijk dat het tot maar liefst 3 september 1819 duurt voordat het eindelijk eens goed begint te regenen. Als door die najaarsregens het water in de Oude IJssel begint te stijgen besluit de handelaar om in Doetinchem een paar aken te huren. Die worden klaargemaakt voor transport naar Doesburg. Daar moet de partij boomschors dan worden overgeslagen op zeilschepen die de lading over de grote rivieren verder brengen.
Verwarring alom
De vracht boomschors wordt vanuit de Achterhoekse bossen op karren naar Doetinchem vervoerd en daar op de klaarliggende aken geladen. Maar op het moment dat die klus bijna is geklaard begint het water in de rivier plotseling weer te zakken. Verwarring alom. Hoe kan het water zakken als de regen met bakken uit de hemel komt?
Het duurt niet lang of het wordt duidelijk wat er aan de hand is. De sluis in Doesburg is opnieuw opengezet! Maar waarom? De enigen die hier opdracht toe kunnen geven zijn de burgemeesters van Doesburg. De handelaar gaat in het Doesburgse Stadhuis verhaal halen.
Twee burgemeesters
De twee burgemeesters van Doesburg om wie het gaat zijn Everhard Alexander Ver Huell en Johan Andries Tengbergen. Ver Huell is al in de in de Franse tijd burgemeester van Doesburg en moet dus veel ervaring hebben gehad. Wie van de twee de uiteindelijke beslissing heeft genomen de sluis weer open te zetten, is echter niet bekend.
Wilden de Edel Achtbaren ‘visch’ eten?’
De handelaar vindt er het zijne van. In zijn brief in De Weegschaal zegt hij het als volgt: ‘Dat Heeren Burgemeesteren van D……. het water van den Ouden Yssel, door het openen der schutsluis, weder hadden doen afloopen, om (ja, Burgemeesterlijke redenen) dat Hun Edel Achtbaren gaarne visch wilden eten, welke, als het water weg was, gemakkelijke konde gevangen worden!’ Hij schrijft de naam Doesburg niet voluit, maar houdt het op D……. Het zegt genoeg over hoe hij denkt over de stad en zijn burgemeesters.
Een forse beschuldiging
En het is nogal een beschuldiging. De burgemeesters zouden de sluisdeuren met opzet en voor hun eigen plezier hebben opengezet – omdat ze zin hadden in een lekker visje! Die zou in het lage water gemakkelijker kunnen worden gevangen …
Sterk verarmde burgers
Of dat echt waar is, is niet meer na te gaan. Mogelijk speelt mee dat de inwoners van Doesburg die zomer van de lage stand van de rivier hebben geprofiteerd. De vissen zullen in het kleine laagje water dat nog resteerde naar zuurstof hebben gehapt en inderdaad makkelijk te vangen zijn geweest. Voor de sterk verarmde burgers van de stad na de zware tijd van de Franse bezetting zou dat een buitenkansje zijn geweest. Toen de waterstand in het najaar weer steeg was dat voor velen dus een strop. Wie weet hebben de burgemeesters hun burgers ter wille willen zijn door alsnog de schutsluis te openen.
Sluisdeuren weer gesloten
Het bezoek van de handelaar aan het Stadhuis heeft overigens effect. De sluisdeuren worden weer gesloten. Het duurt daarna nog wel enkele dagen voordat de waterstand hoog genoeg om het vervoer weer op gang te laten komen.
De handelaar laat in zijn epistel in De Weegschaal niet na om nog even flink te mopperen. Hij merkt op dat hij flink wat extra kosten heeft moeten maken; en dat uitsluitend voor de lekkere trek van de magistraten!
Hij stelt ook nog twee vragen aan het ‘onpartijdige Publiek’:
1. Of zoodanige Burgemeesterlijke aanmatigingen geoorloofd zijn?
2. Of men geene redenen heeft van zich te beklagen over Burgemeesteren, die aan eene vischpartij de belangen hunner medeburgers en die der Commercie in het algemeen opofferen?
In zijn afsluitende opmerking gaat hij er nog even met gestrekt been in:
“Onwetendheid, toch met de zaak zullen Heeren Burgemeesteren wel niet durven noch kunnen voorwenden, want alsdan zoude men van hen kunnen zeggen dat zij de oogen in den nek droegen.”
Colofon
Tekst: Bert Stulp
Tekstbijdragen: Theo Maas
Videomontage: Han Jansen
Bronnen:
Delpher, De Weegschaal editie 1 1820, Parlement.com, Genealogieonline.nl. Liemersverleden.nl. Molens, Mulders, Meesters, H. Hagens, 1978, blz. 131, Simonis-buunk.nl, Het Gelders Archief, Oudheidkundige vereniging Didam. Molendatabase.nl, ppsimons.nl, Wikipedia, Wikimedia Commons.
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, april 2024
Meer weten?
De ‘ingezonden brief’
De handelaar uit Doetinchem schreef zijn ‘ingezonden brief’ in 1819 aan De Weegschaal (complete brief), volgens een studie uit 1989 van C.J.H. Jansen, en R. Arnold, een tegendraads tijdschrift uit de 19e eeuw.
Uit De Weegschaal editie 1 1819 (1e pagina van de brief)
[klik/tik voor groot]
Burgemeester Tengbergen
Mr. J.A., Johan Andries, Tengbergen was landeigenaar in de Achterhoek en bekleedde diverse ambtelijke, gerechtelijke en bestuurlijke functies in Doesburg en omgeving.
Tengbergen werd op 27 mei 1765 geboren in Emmerik, dat toen bij Gelre hoorde. Hij overleed in Doesburg op 24 januari 1840. Tengbergen was onder andere controleur der directe belastingen in het departement Boven-IJssel en lid van de stedelijke raad van Doesburg. Ook was hij lid van de heemraad van de polder Bahr, Broek en Angerlo, en één van de vierenzeventig notabelen die namens het departement van de Monden van de IJssel in maart 1814 over de Grondwet beslisten. Van omstreeks 1817 tot 24 januari 1840 was hij burgemeester van Doesburg.
Tengbergen was een tijdlang drost en bewoner van Huis Loil. Tekening van het huis Loel te Didam in de 18e eeuw, Gelders Archief. Vermoedelijk uit de collectie Schoenmakers, nagetekend door A. d’Haan.
[klik/tik voor groot]
De eerste Ver Huell in Doesburg
Mr. E.A., Everhard Alexander, Ver Huell werd geboren in Doetinchem op 8 maart 1759. Hij studeerde in Harderwijk waar hij ‘ontvanger der convoyen en licenten’ werd, een functie die hij vanaf 1789 in Doesburg kreeg. Daar was hij ook lid van de magistraat. In 1805 werd hij lid van het tweede departementaal bestuur van Gelderland, in 1807 assessor van Gelderland, en in 1810 maire en daarna burgemeester van Doesburg. Ver Huell overleed in Doesburg op 10 mei 1829. Everhard was de eerste Ver Huell die in Doesburg kwam wonen, en de grootvader van de later beroemd geworden Alexander Willem Maurits Verhuell die in 1822 werd geboren in de Gasthuisstraat.
Het weer in 1818 en 1819’
Blogger Pieter Simons publiceert op zijn website onder andere een deel van een dagboek van een pastoor Borret. Hij schrijft over die pastoor het volgende: ‘Pastoor Borret hield een dagboek bij van 1792 tot 1830.
Lees verder >
De eerste jaren ging het vooral om de problemen die hij en zijn omgeving ondervonden door de overheersing van de Fransen, met name de periode dat hij pastoor was in Herten bij Roermond. In de periode 1815 tot 1830 beperkte hij zich voornamelijk tot opmerkingen die met het weer van de betreffende jaren te maken hebben. In die tijd woonde hij in Velp vlak bij Grave. Opvallend zijn de vele extreme winters en zomers. Het broeikaseffect was nog niet uitgevonden…’
Over het weer in 1818 en 1819 schrijft Borret:
1818
Vrijwel het hele jaar geen regen. In november kon men met de laarzen de Maas doorwaden en oversteken. 1 december begonnen de aardbeien te bloeien.
1819
Ook 1819 was extreem droog en heet. In de Maas stond maar 9 duim water. 8 juli kwam er een ongelooflijk sterk onweer met hagelstenen als kippe-eieren. Duizenden bomen werden ontworteld, scheurden en werden zelfs verpletterd. Honderden huizen werden omver gesmeten. Daarna werd het opnieuw heet, tot 29 augustus. De weiden waren meer dor dan de ellendigste heide. Er ontstond groot gebrek aan water. Vooral het vee had veel te lijden. 3 september begon het te regenen. Maar tot 16 december waren in Velp nog de meesten pompen en putten zonder water. Vanaf half december strenge vorst, gevolgd door een dikke laag sneeuw. Toen de sneeuw januari 1820 begon te smelten steeg het water snel. Vanaf 12 januari begon het weer zeer sterk te vriezen. De Maas bevroor en je kon er gedurende twee dagen met paard en kar overheen: het ijs van de maas was 7 voeten dik. Opnieuw sneeuw. Toen dit begon te dooien in combinatie met regen ontstonden extreme overstromingen zoals ze nog nooit waren meegemaakt. Van alle kanten hoorde men om hulp roepen. In Herpen werden alle huizen verwoest, zeer veel vee kwam om. Vanaf 1 maart begon het opnieuw te vriezen. 6 maart werd er op de zuiderzee geschaatst. Tot 4 mei bleef het zeer koud. Maar ook daarna was het niet best, de wind bleef steeds in de noord-hoek. Vanaf 8 juli werd het weer goed en kwam er alsnog een overvloed aan fruit, gras, aardappelen en groente.
… de belastingen waren extreem hoog, en over veel meer dingen dan voorheen werd belasting geheven. De gewone man had ondanks de grote overvloed armoede, omdat hij geen geld had om iets te kunnen kopen.
Het jaar zonder zomer
De uitbarsting van de Tambora in 1815 op het eiland Soembawa in de Indische Archipel, was de zwaarste vulkaanuitbarsting in de geschiedenis. In de Volkskrant van 14 april 2007 staat in het katern ‘Kennis’ op pagina 3 een artikel van geoloog Anne Wiersma over het klimaat. De uitbarsting van Tambora in 1815 had tot gevolg dat er zeer veel fijnstof en gas in de atmosfeer kwam. Het er opvolgende jaar 1816 staat bekend als het jaar zonder zomer. Zelfs in de zomermaanden sneeuwde het in Europa en de VS.
Over de auteur
Bert Stulp, 75 jaar. Studeerde Sociale Geografie Rijksuniversiteit Groningen. Heeft gewerkt als leraar aardrijkskunde in Hengelo-Overijssel. Specialiseerde zich na zijn pensionering in verdwenen dorpen in Nederland en publiceerde hierover een serie van 5 boeken (ISBN: 9789079538096). Richt zich nu op de lokale Doesburgse geschiedenis, met onder andere de brochure ‘Vijf bijzondere Doesburgse gevelopschriften’ voor Monumentenvereniging Doesburg en verhalen op Doesburg Vertelt. Is getrouwd met Antoinette en heeft 3 eigen en 3 bonuskinderen en 13 kleinkinderen.