De plooierijen in Doesburg … en wat daaraan vooraf ging
Voor een stadje van – toen – amper 2000 inwoners lijken zes of zelfs zeven burgemeesters rijkelijk veel. Het geeft wel aan dat het burgemeesterschap een geliefd baantje is was dat macht en aanzien gaf. Ook het feit dat alle bestuurders zich ‘burgemeester’ laten noemen in plaats van het minder deftige ‘schepen’ laat zien hoe enorm belangrijk de leden van de magistraat zichzelf vonden. Veel van de burgemeesters zijn lid van regentenfamilies waarvan ook de vader of grootvader burgemeester was. Dat geldt onder andere voor de families Taemelinck, Schaep en Huygen; vaak mensen met goede banen die hun schaapjes op het droge hebben.
Maar het blijft niet bij deze zeven burgemeesters. In 1672 weten zich nog twee lieden de magistraat binnen te werken, waarmee het totaal op negen komt! Vanwege voortdurende intriges en machtsgrepen van de diverse regentenfamilies en families die daar bij willen horen, is er weinig of geen aandacht voor het welzijn van de bevolking. Als de Fransen dat jaar de stad belegeren, weet bijvoorbeeld slechts één van de negen burgemeesters, Johan Huygen, engiszins een vuist te maken tegen de vijand.
In de tweede helft van de 17e eeuw zijn de stadsbestuurders van veel Gelderse steden eerder staatsgezind dan oranjegezind, en dat geldt ook voor Doesburg. Uiteraard is dat tegen het zere been van de nieuwe stadhouder Willem III. Deze oranjetelg wil ooit nog koning worden van de Zeven Verenigde Nederlanden en kan tegenstand vanuit de steden missen als kiespijn. Als de oorlog tegen de Fransen, de Engelsen, en de Münsterse en Keulse bisschoppen in 1674 is afgelopen met een niet meer verwachte overwinning voor de Republiek, heeft Willem zijn handen vrij om overal in de steden oranjegezinde magistraten te benoemen. In 1675 verschijnt zelfs een zogenaamde ‘Regeringsreglement’* waarin staat dat magistraten de zaak van Oranje moeten zijn toegedaan en dat ze in dat geval worden benoemd voor het leven in plaats van voor drie jaar zoals voorheen.
* (‘Regering’ in regeringsreglement slaat op de stadsregering zoals het stadsbestuur in die tijd nog vaak werd genoemd)
De Staten Generaal, het hoogste gezag in de Nederlanden, is namelijk zeer ontstemd over het feit dat de oostelijke provincies – met name Gelderland – in 1672 zo snel heeft gecapituleerd voor de Fransen. Dat wordt gezien als laf gedrag, waardoor Holland te snel en te zwaar onder druk is gezet. Daarom vind de Staten Generaal dat deze provincies, samen met Utrecht, via dit regeringsreglement moeten worden gestraft. Het is aan de stadhouder te danken dat de Nederlanden nog bestaat en niet is opgedeeld tussen de vier landen die zijn binnengevallen. Willem kan met behulp van dit regeringsreglement zijn macht uitbreiden ten koste van de heersende regenten. Voor Doesburg betekent dit dat drie burgemeesters opnieuw ‘op de kussens’ worden benoemd die er in 1671 zijn afgehaald. Daarnaast worden er vier afgezet, onder wie de staatsgezinde burgemeester Herman Schaep.
Er waren onder de regentenfamilies duidelijk twee partijen: de traditionele, oranjegezinde partij en de meer democratische, staatsgezinde partij. Later, in de 19e eeuw, worden dit de prinsgezinden en de patriotten. De staatsgezinde hebben voorlopig dus het nakijken.
Tussen deze twee facties of partijen is het voortdurend onrustig, en omdat elke factie steun zoekt bij de burgerbevolking, slaat deze onrust over op de gewone Doesburger. In de periode van 1665 tot 1675 blijft de onrust bestaan. Het wil maar niet rustig worden, er is voortdurend gekonkel en gedoe en Burgemeesters komen en gaan.
Als er in 1678 plaats is voor een aantal nieuwe burgemeesters probeert ziet een zekere Frans Bowyer zijn kans schoon. Hij is eerder als burgemeester lid geweest van de magistraat. Bowyer is beroepsmilitair in de rang van ritmeester en sterk op de hand van Willem III en de orangisten. Ook Herman Schaep, een fel anti-orangist, wil graag opnieuw burgemeester worden. De concurrentiestrijd tussen de twee is mogelijk de aanleiding tot de moord op Bowyer in café de Pauw.
In 1696 is er weer van alles aan de hand. De orangisten krijgen de overhand. Zes burgemeesters worden uit de magistraat verwijderd, onder wie Herman Schaep. De nieuwe burgemeesters komen vrijwel allemaal van buiten de heersende stand en behoren niet tot de traditionele Doesburgse regentenfamilies. Zo zit er een goudsmid bij en een graanhandelaar. Alleen Lucas Adam Huygen is een nieuwkomer uit een bekende Doesburgse regentenfamilie.
In 1702 overlijdt Willem III. Het eerste stadhouderloze tijdperk breekt aan. Het gehate regeringsreglement van 1675 vervalt en magistraten moeten weer om de drie jaar worden verkozen.
De gevestigde partij, nu de ‘Oude Plooi’ genoemd, die zich door het regeringsreglement altijd beschermd heeft gevoeld, krijgt het nu lastig. De strijd tussen de oude en de ‘Nieuwe Plooi’, de staatsgezinde factie, breekt nu pas goed los. De Oude Plooi wil koste wat het kost op het pluche blijven zitten terwijl de Nieuwe Plooi zijn kans ruikt rook om weer aan de macht te komen.
Ook Herman Schaep roert zich weer. Hij begint een gerechtelijke actie bij het Hof van Gelre tegen magistraten die niet in Doesburg wonen. Dat is verplicht, maar veel van hen hebben hier lak aan.
Ondertussen zitten de ‘Oude Plooiers’ niet stil. Het lukt ze om het ‘College van Gemeenslieden’, een vertegenwoordiging van de bevolking (een voorloper van de gemeenteraad), zodanig te bewerken dat de leden opstappen. Er wordt een nieuw college aangesteld dat op de hand is van de Oude Plooi. Dat ‘bewerken’ gebeurt door een deel van de Doesburgse bevolking om te kopen.
De kroniekschrijver beschrijft dit als volgt:
“… dat zy dagelijks by avond en ontijde, dagh en naght, selfs onder aansien van Religie, het volk eerst op den been gemaakt, en het selve vorders meermaals in verscheyde Herbergen op Stadskosten met allerhanden drank getracteert, en door die middelen, sommige oock door beloften, andere door dreygementen aan het teyckenen gebracht hebben. Jaa, ‘t voorsz. Volck zoo zeer door dien voorsz. Drank, als andere Stadskosten hebben weten te induceren (= manipuleren), dat zy by Request bekend maakten, dat zy deese Regenten, onder voorwendsel van haare goede Regeeringh wilden behouden”.
“… zy hadden met de gemeyntsluyden en de andere in haer faveur opgemaakte Borgerer, soo niet dagelijcks, immer veeltijds seer familiaar geleeft, en met den ander geteert en gesmeert hebben, alleen op die hoope dat die nieuwe gestelde Gemeyntsluyden, met den vorderen aanhangh van dien, tot dempingh der reghtelijcke proceduren van den Heer Outborgemeester Schaep, by manquement van de Acte van continuatie (regeringsreglement) van Syn overleden Majesteyt, haar in de Regeeringh souden continueren”.
Het resultaat is dat de zittende ‘burgemeesters’ – met steun van het nieuwe College van Gemeenslieden – een reglement ondertekenen dat ze allemaal voor drie jaar worden herkozen, onder het kennelijke motto: over drie jaar zien we wel weer verder … Naarmate de tijd vorsert willen de heren magistraten echter toch liever dat de gilden en de burgerij er in mee gaan dat ze voor het leven worden benoemd. De verontwaardiging hierover bij de bevolking is groot. Dat is natuurlijk niet de bedoeling geweest toen ze er mee in stemden dat de burgemeesters mochten blijven zitten.
Van dit ongenoegen profiteren dan de aanhangers van de ‘Nieuwe Plooi’ weer. Hun leider, Herman Schaep, weet de gilden zover te krijgen dat ze hun steun aan de gemeenslieden opzeggen. Het College moet opstappen. Het nieuwe College eist vervolgens van de magistraat dat ze die de afspraken over de driejarige benoeming nakomt. De burgemeesters weigeren dit.
Op 10 oktober 1704 wordt in de Martinikerk een vergadering belegd waarin wordt besloten dat de gemeenslieden vijf van de acht burgemeesters zullen afzetten. De motivatie hiervoor luidt als volgt:
… sy die voorscreven conventien over die driejarige regeringe, contrarie haar afgegeven woord en handschriften niet wilden achtervolgen (nakomen), en des wegen verweigerden tot gerustheid van die Borgerye vergaderinge te beleggen”.#
De Ridder van de Rotting
Eén van de afgezette burgemeesters is de rouwdouwer jonkheer Alexander van der Capellen. Zijn bijnaam is ‘de Ridder van de Rotting’ omdat hij als gedeputeerde van het Zutphens kwartier (hij heeft dus een dubbelfunctie) nog in datzelfde jaar in Groenlo een aantal opstandige burgers hoogstpersoonlijk met de rotting (= wandelstok) heeft afgetuigd. Eén van de vijf nieuw benoemde burgemeesters is natuurlijk Herman Schaep. De drie burgemeesters die mogen aanblijven zijn geen fervente Oude Plooiers. Zij nemen een tussenpositie in – als zogenaamde Stulpplooiers – en kunnen ook met de Nieuwe Plooiers goed door één deur.
Een overval op het Stadhuis
Wie nu denkt dat de rust dan wel weer zou is weergekeerd, komt bedrogen uit. De burgemeesters van de Oude Plooi en hun aanhang accepteren de nederlaag niet. Ze zinnen op wraak. Er zijn zelfs geruchten over plannen om het Stadhuis te overvallen en zo hun positie met geweld weer in te nemen. De nieuwe burgemeesters laten alle medewerkers op het gemeentehuis een verklaring ondertekenen dat ze de nieuwe magistraat onvoorwaardelijk steunen. Ook laten ze de Doesburgse schutterij het Stadhuis streng bewaken.
Een couppoging
Ondanks deze voorzorgsmaatregelen doet de Oude Plooi in november 1704 een poging om het stadhuis te overrompelen en de macht over te nemen. Deze couppoging zou geslaagd zijn als niet de collega’s van de Nieuwe Plooiers uit Doetinchem, die daar ook aan de macht zijn, hulptroepen naar Doesburg hadden gestuurd. Dit zorgt weer voor enige rust, maar voor de zekerheid blijft een deel van de Doetinchemmers nog een tijdje in Doesburg ingekwartierd.
Er wordt geschoten
Op 1 mei 1705 is de toestand weer zodanig genormaliseerd dat de Doetinchemse schutters kunnen vertrekken. De Doesburgse St. Jansschutterij doet hen uitgeleide uit de stad. Plotseling worden uit het huis van bakker Gerhard Bethmer op de schutters geschoten. Eén lid van de St Jansschutterij komt om het leven en enkele burgers raken gewond. De plooierijen hebben hun tweede slachtoffer geëist! Bakker Bethmer staat bekend als fervent Oude Plooier. Voor het Hof te Arnhem ontkent hij heftig dat hij zelf heeft geschoten. Het Hof spreekt hem vrij wegens gebrek aan bewijs. Wie de schoten dan wel heeft gelost weet Bethmer ook niet. De leden van het Hof, allemaal aanhangers van de Oude Plooi, laten Bethmer er mee wegkomen. Ze spreken van een “droevigh en gansch extraordinair voorval” en laten het er verder bij.
Na twee jaar rust beginnen de Oude Plooiers zich weer te roeren. Twee oud-burgemeestes, Huygen en Caldenbach, richten zich tot het Hof. Ze weten dat het Hof de Oude Plooi goed gezind is en eisen hun plek in de magistraat weer terug. Het Hof geeft ze volledig hun zin. Op 30 juli 1709 schrijft de secretaris van de Doesburgse magistraat het volgende:
“Is op heden bij de twee Collegien, soo van Gemeyntsluyden, als van Gecommitteerden der Gildens der Stadt Doesborgh gesien en gelesen ene sententie (vonnis) van de Heeren van Gelderland op de 27e July 1709 tusschen die Heeren Caldenbach en Huygen en is goetgevonden en verstaen dat sy Gemeyntsluyden en Gecommiteerdens die voorscreven sententie in alle sijne delen en pointes sullen approberen en opvolgen gelijck sy doen hiermede en dat sy sullen gedogen dat die voorscdreven Heeren Caldenbach en Hygen in hare functie van die Magistraat mogen continueren, ingevolge die meer genoemde sententie, ten dien einde versoeckende dat die Heeren Caldenbach en Huygen soo dikwils als den Raad moet vergaderen, sy telckens mede als leden van de Magistraat worden geciteerd.”
Als deze twee heren weer op het pluche terecht kunnen gekomen, kunnen de andere ex-burgemeesters van de Oude Plooi natuurlijk niet achterblijven. Een nieuwe gang naar het Hof vinden ze echter niet nodig. Door opnieuw het volk te mobiliseren en daarbij het ‘smeren en teren’ niet te schuwen, weten ze uiteindelijk de keur (verkiezing) onder het volk te winnen. Ze voelen zich machtig genoeg om het College van Gemeenslieden opzij te schuiven en hun zetel in de Magistraat op te eisen.
De Wille des Volx
Daarbij beroepen ze zich op de ‘Wille des Volx’, een fraai staaltje 18e eeuws populisme! Het volk wordt opgetrommeld om de Nieuwe Plooiers van de kussens te verjagen, De Oude Plooiers nemen hun zetels weer in. Een geslaagde machtsgreep!
Twee burgemeesters mogen nog blijven zitten maar vier moeten opstappen onder wie Herman Schaep. Eén van de verwijderde magistraatsleden richt zich tot het Hof om zijn verwijdering ongedaan proberen te maken. Het is vergeef. Het Hof legitimeert de machtsgreep volledig met de volgende uitspraak: “… dat naer ‘t expireren der drie jaren die aengestelde Regenten in ‘t geheel of ten deelen, door die massa des Volks, met een nieuwe Keur sullen worden gecontinueert of gediscontinueert naer welgevallen, en sonder reden te geven.
De eerste ‘gemeenteraadsverkiezingen’
Dit betekent wél dat de nieuwe magistraatsleden niet voor het leven worden benoemd maar dat het volk om de drie jaar beslist of ze kunnen aanblijven. De eerste ‘gemeenteraadsverkiezingen’ in Doesburg is hiermee een feit. Bij de nieuwe leden van de magistraat horen in elk geval ‘De Ridder van de Rotting’ – dus Alexander van de Capellen – en Gerhard Bethmer, de ‘Schietende Bakker’. Voor de tweede keer is een politieke moordenaar beloond met een plek in de magistraat.
De rijen worden gesloten
De woelingen in het stadsbestuur zijn dan eindelijk grotendeels voorbij. Zelfs als op 21 oktober 1717 per plakkaat wordt aangekondigd magistraten in Gelderland voortaan weer voor het leven worden benoemd, komt er geen enkele reactie. De burgemeesters kunnen het inmiddels beter met elkaar vinden en stoken de bevolking niet meer tegen elkaar. Het volk zelf is moe van alle opstanden en laat het er maar bij. Na 1710 worden zowel oude als nieuwe plooiers in het stadsbestuur benoemd. Het feit dat ze weer voor het leven worden benoemd heeft de verbroedering blijkbaar goed gedaan. De regentenfamilies sluiten de rijen en beschermen elkaar. Er is nauwelijks plaats voor nieuwkomers. Vanaf 1710 is er in Doesburg dan ook sprake van een echte regententijd.
De periode van de Plooierijen wordt vaak gezien als een soort democratiseringsbeweging. De bevolking laat voor het eerst duidelijk blijken dat ook zij invloed wilen in het stadsbestuur. In veel Gelderse steden is dit inderdaad he geval, maar in Doesburg ligt het anders. De bevolking is hier meer geïnteresseerd in gratis drank en geldelijk gewin dan in werkelijke invloed. De Oude Plooiers, toch een anti-democratische beweging, hebben die bevolking door ‘smeren en teren’ aan hun kant weten te krijgen.
Colofon
Tekst: Bert Stulp
Bronnen:
Mulder J.- Een Magistraat in beroering. Een onderzoek naar de sociale mobiliteit onder de regentenvan Doesburg gedurende de periode 1675 – 1717. In: Bijdragen en mededelingen Gelre 1984.
Vermeesch Griet – Oorlog, Steden en Staatsvorming. De grenssteden Gorinchem en Doesburg tijdens de geboorte-eeuw van de Republiek. 2006
Vermeesch Griet – De Plooierijen. Politieke moorden in Nijmegen. Canon van Gelderland
Vermeesch Griet – Historische Snippers 133: Uit den tijd der Geldersche Plooierijen. Arnhemse courant 28- 09 -1928.
Wertheim – Gijse Weenink – Een gladgestreken plooi in Zutphens historie. Uit: De Nieuwe Stem jaargang 17 (1962)
Wind Tamara van der – De plooierijen in Gelderland na 1702. Scriptie: politieke oproeren in de Gouden Eeuw. 2011
Van der Aa A.J. – Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3 (1858)
Claassen Mr. Ernest A.M. – Het geslacht (Baer)ken te Doesburg in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd
Mijn Gelderland / Ridders van Gelre – Video Plooierijen Nijmegen
Museum Het Valkhof, Nijmegen
Stedelijk Museum Zutphen
Het Gelders Archief
Wikimedia Commons
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, mei 2024
Meer weten?
De moord op Frans Bowyer
Frans Bowyer is in Doesburg een invloedrijk man, maar hij behoort niet tot een van de regentenfamilies. Hij is ritmeester, een soort kapitein, van de cavalerie en draagt de adellijke titel joncker. In 1670 is hij één van de schepenen van de magistraat. Volgens de gewoonte van die tijd laat hij zich later burgemeester noemen.
Het wapen van de familie Bowyer – Bron: Het geslacht (Baer)ken te Doesburg in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd
Lees verder >
Zijn grootvader, Ralph Bowyer, is lid van de Britse adel. Hij komt, ook als ritmeester, in 1595 naar Nederland om te helpen in de strijd tegen de Spaanse bezetter. Kleinzoon Frans komt als hoge militair terecht in het garnizoen van Doesburg. Hier krijgt hij kennis aan een dochter van de regentenfamilie Baerken. Dankzij deze familie beschikte Bowyer over bezittingen als het café en herberg de Pauw, nu Koepoortstraat nummer 26. In dit café is Frans Bowyer vermoord.
Een wapen voor de zekerheid
Waarom hij is vermoord, weten we niet, maar het zou als volgt kunnen zijn gegaan:
Er komen binnen de magistraat één of meerdere plaatsen vrij. Zowel Bowyer als Schaep hebben eerder in het stadsbestuur gezeten. Ze zijn eruit gezet en willen dit prestigieuze baantje graag terug hebben. Bowyer is als militair bijna vanzelfsprekend op de hand van stadhouder Willem III. Schaep daarentegen staat bekend als staatsgezind. De heren zijn dus elkaar politieke tegenstanders. Misschien hebben ze besloten om er in het café van Schaep ‘over te praten’. Schaep moet hebben geweten dat Bowyer, als militair, beschikte over wapens. ‘Voor de zekerheid’ heeft hij ook maar een wapen meegenomen, om zich te kunnen verdedigen als dat nodig zou zijn. Hij leent een wapen van zijn zwager, de broer van zijn vrouw Anselmus Gijsen. Wat voor wapen weten we niet, maar het ligt voor de hand dat het een steekwapen is dat hij ongezien kan meenemen naar het café.
Koepoortstraat 26, nu een woonhuis, is in de 17e eeuw herberg en café ‘de Pauw’. Hier is Frans Bowyer in 1678 vermoord – Bron Wikimedia Commons
[klik/tik voor groot]
Het gesprek loopt volledig uit de hand, mogelijk beïnvloed door rijkelijk geschonken alcoholische drank. Schaep voelt zich bedreigd en heeft zelf gestoken. In een stuk dat in de Magistraat wordt behandeld staat dat ‘Bowyer door het ‘moortdaedigh instrument van ’t leven ter doot is worden gebracht, dermaten dat hetselve instrument door des overledenens ribben en hert tot in de mage sij gepenetreert, ende hij op staende voet dootgebesen’. In een ander stuk wordt gesproken over ‘seer petulante (onstuimige) ende baldaedige actien’. Het Hof spreekt niet van ‘moord’ maar van ‘manslag’, tegenwoordig doodslag. Schaep wordt echter niet veroordeeld. Dat kan betekenen dat het Hof dezelfde politieke overtuiging heeft als Schaep, tegen het ‘orangistische stadhouderschap’. Ook kan zijn actie zijn gezien als een daad van zelfverdediging.
De Plooierijen in andere Gelderse steden
De Oude Plooi bestaat uit regenten die dankzij het regeringsreglement van Willem III ‘op de kussens’ zijn gehesen. Ze mogen daar hun hele leven blijven, op voorwaarde dat ze trouw zijn aan de Oranjes. Loyaliteit is daarbij belangrijker dan deskundigheid. De groep die zich hier fel tegen verzet is de Nieuwe Plooi. Deze wordt gesteund door de bevolking die meer zeggenschap eist in het stadsbestuur. In 1702 valt Willem III van zijn paard en overlijdt. Hij heeft geen rechtstreekse opvolgers. De Nieuwe Plooi komt in opstand tegen de Oude Plooi. In veel steden lukt het om de Oude Plooi af te zetten en worden nieuwe bestuurders gekozen.
Lees verder >
Nijmegen
Opstand bij het Nijmeegse stadhuis in 1703 om Burgemeester Rouwkes weg te krijgen – Bron Museum Het Valkhof, Nijmegen
[klik/tik voor groot]
In Nijmegen lukt het de Oude Plooiers al snel na hun afzetting opnieuw op het pluche te komen. Ze hebben daarbij wel het plaatselijke leger nodig, dat op hun hand is. Maar hun succes is van korte duur. In 1703 weet de Nieuwe Plooi de macht terug te veroveren. Burgemeester ‘Oude Plooi’ Willem Roukens wordt met zes andere magistraten de stad uitgezet, maar probeert met een stevige knokploeg terug te komen. De verovering van het stadhuis kost aan drie mensen het leven. De Nieuwe Plooiers en hun aanhang zijn des duivels. Vijf overvallers op het stadhuis worden opgehangen aan de ramen van de raadszaal. Ex-burgemeester Roukens wordt gevangen genomen en de volgende dag onthoofd.
Willem Roukes, burgemeester van Nijmegen
[klik/tik voor groot]
In Zutphen loopt het verhaal van de Plooierijen anders dan in andere Gelderse steden. Dat begint al bij de verovering door de Fransen in 1672. Ook Zutphen houdt niet lang stand, maar weet dit bij de Staten Generaal zo te verkopen dat de snelle overgave de stad niet valt aan te rekenen. Daarom geldt het gehate regeringsreglement van 1675, dat als een straf aan de Gelderse steden is opgelegd, niet voor Zutphen. De stadsbestuurders van vóór 1672 mogen gewoon blijven zitten en behouden ook het recht om om de drie jaar nieuwe magistraten te kiezen.
Zutphen
In Zutphen loopt het verhaal van de Plooierijen anders dan in andere Gelderse steden. Dat begint al bij de verovering door de Fransen in 1672. Ook Zutphen houdt niet lang stand, maar weet dit bij de Staten Generaal zo te verkopen dat de snelle overgave de stad niet valt aan te rekenen. Daarom geldt het gehate regeringsreglement van 1675, dat als een straf aan de Gelderse steden is opgelegd, niet voor Zutphen. De stadsbestuurders van vóór 1672 mogen gewoon blijven zitten en behouden ook het recht om om de drie jaar nieuwe magistraten te kiezen.
Zutphense Keurdag
Op een zogenaamde ‘keurdag’ bepalen de ‘gemeenslieden’ in 1703 dat burgemeesters en schepenen ‘gewoon’ mogen blijven zitten. In 1705 komt er zelfs een reglement tot stand waarbij de magistraat wordt gekozen door de hele masse van de burgers’. In geen enkele stad gaat het er democratischer aan toe dan in Zutphen. Toch ontstaat ook in Zutphen oproer. In 1717 bepaalt het Gelders Hof dat de regenten in het stadsbestuur voortaan voor het leven worden benoemd. Dat wordt in het democratische Zutphen niet gepikt.
Als de schoolmeester het plakkaat uit Arnhem aan de bevolking wil voorlezen, wordt het document hem al na een paar zinnen uit de handen getrokken. Het verbod in dat plakkaat op vergaderingen van gilden en burgercompagnieën wordt in Zutphen volledig genegeerd. Het volk komt in opstand en regenten krijgen het zo benauwd dat ze stadssecretaris Wentholt naar het Hof sturen om hulp te halen.
Een compagnie soldaten uit Arnhem slaagt er uiteindelijk in de opstand neer te slaan. De vier grootste raddraaiers worden berecht en verbannen uit het graafschap Zutphen.
Arnhem
Ook in Arnhem moet de Oude Plooi in 1702 wijken voor de Nieuwe Plooi. In tegenstelling tot Nijmegen weten de Nieuwe Plooiers hun machtspositie wel gedurende langere tijd te handhaven. In 1704 richten hun aanhangers een eigen legermacht op, de ‘vrijwilligerscompagnie’. Burgemeester Bouwens staat aan het hoofd van deze club. Omdat Arnhem ook een beroepslegermacht heeft, zijn er nu twee gewapende machten in de stad, met tegengestelde belangen.
De markt in Arnhem in 1742 door Jan de Beijer – Bron Wikimedia Commons
[klik/tik voor groot]
Gewapend incident
Op 30 december 1706 is er een incident tussen deze twee gewapende groepen. Een dag later, op oudjaarsdag, is dat voor sommige burgers weer aanleiding om bij de hoofdwacht van het garnizoen op de Markt verhaal te halen. Een sergeant voelt zich daarbij bedreigd en deelt stokslagen uit. Op nieuwjaarsdag 1707 meldt zich opnieuw een burger bij de Wacht. Hij vraagt de sergeant om met hem een glas brandewijn te drinken. De sergeant ruikt onheil en slaat het verzoek af.
Na de wisseling van de wacht marcheert een groep militairen, onder wie de sergeant af. Enkele burgers volgt de groep. Opeens opent één van hen met een degen de aanval op de sergeant. Die wet de aanvaller echter neer te slaan. Dat is het sein voor de achtervolgers om de sergeant aan te vallen.
Met veel moeite lukt het de militairen de sergeant ontzetten. De eerste aanvaller wordt gearresteerd. De overige burgers trekken zich terug naar café de Fontijn aan de Markt. Als de eigenaar van het café hoort wat er is gebeurd wordt hij zo boos dat hij met zijn geweer op de militairen schiet die op wacht staan. De militairen schieten terug, waarbij één burger wordt gedood.
Daarop trekt een woedende menigte op naar de Markt en dreigt de Wacht te overlopen. Pas nadat de Commandeur van de stad en de burgemeester zich met het gevecht bemoeien lukt het de woedende menigte tot bedaren te brengen.
Aangifte wegens moord
[klik/tik voor groot]
Dit is de ’aangifte’ – met transcriptie* (*Transcriptie door Maaike Bäumler) – die de zoon van Frans Bowyer, Nicolaes Bowyer doet voor de moord (doodslag) op zijn vader door schepen Herman Schaep op 9 april 1678. Hij doet dat namens zijn moeder, de vrouw van Frans Bowyer, Anna Buissonnet. Ook de Heer van Buissonnet (waarschijnlijk haar vader) sluit zich hierbij aan. In staat de transcriptie, dus de vertaling in een hedendaags lettertype. Aangifte gebeurt in die tijd niet bij de politie of de schout maar bij de stadsregering, de magistraat. Deze moet de aangifte opnemen en, als de daad naar het oordeel van de magistraten ernstig genoeg is, doorgeven aan het Hof in Arnhem. Blijkbaar heeft Schaep politieke vrienden in de magistraat die hem de hand boven het hoofd houden. Voor zover bekend is er er nooit een straf opgelegd.
De verklaring is van 12 april 1678, drie dagen na de doodslag op Frans Bowyer. De moordenaar, Herman Schaep, heeft zich die drie dagen niet blijkbaar niet laten zien, want het is niet zeker of hij nog in de stad aanwezig is. Nicolaes verzoekt daarom de burgemeesters Middachten en Huygen en de schepen Dulmont om het huis van Schaep binnen te gaan om te kijken of hij zich daar ophoudt. Als hij gevonden wordt, moet hij worden gearresteerd. Daarna moet een procedure tegen hem worden gestart, uiteraard met de bedoeling hem gevangen te zetten.
Burgemeester Huygen krijgt het verzoek zich niet te bemoeien met de gerechtelijke procedure omdat hij hij een oom van de verdachte is. Er wordt gevreesd dat de dader de hand boven het hoofd wordt gehouden, iets wat ook daadwerkelijk is gebeurd. Schaep komt weg met doodslag op zijn politieke concurrent Bowyer en wordt kort daarna weer ‘gewoon’ lid van de Doesburgse magistraat.
[klik/tik voor groot]
Over de auteur
Bert Stulp, 75 jaar. Studeerde Sociale Geografie Rijksuniversiteit Groningen. Heeft gewerkt als leraar aardrijkskunde in Hengelo-Overijssel. Specialiseerde zich na zijn pensionering in verdwenen dorpen in Nederland en publiceerde hierover een serie van 5 boeken (ISBN: 9789079538096). Richt zich nu op de lokale Doesburgse geschiedenis, met onder andere de brochure ‘Vijf bijzondere Doesburgse gevelopschriften’ voor Monumentenvereniging Doesburg en verhalen op Doesburg Vertelt. Is getrouwd met Antoinette en heeft 3 eigen en 3 bonuskinderen en 13 kleinkinderen.