Het verhaal van de nieuwe IJsselkade
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw gaat in Doesburg een en ander veranderen op het gebied van de waterveiligheid. De stad is van oudsher een zogenaamd ongereglementeerd gebied, en dus niet ingedeeld bij een waterschap. Doesburg moet zich daarom zelf beschermen tegen hoogwater. Als het hoogwater is legt gemeentewerken aan de Contre Escarpe een nooddijk aan. Die dijk moet de binnenstad beschermen. Aan de noordzijde van de oude stad is Waterschap de Baakse Beek verantwoordelijk voor de waterveiligheid. Aan de zuidzijde – Beinum – is dit het Polderdistrict Rijn en IJssel.
Landelijke discussie
In de loop van de jaren zeventig wordt de status van ongereglementeerde gebieden opgeheven. Doesburg wordt ondergebracht bij waterschap Baakse Beek. In deze periode ontstaat een landelijke discussie over de plannen van Rijkswaterstaat om de dijken te verhogen. In NRC van 4 juli 1974 verschijnt een groot artikel ‘Hogere dijken schaden landschap’. Boven het verhaal staat een grote luchtfoto van Doesburg met als onderschrift: ‘Doesburg aan de Gelderse IJssel: door de geplande dijk zal dit stadje van de rivier worden afgeschermd en worden ingepakt, of zoals B en W het uitdrukken. Weg waterfront’. In het artikel staat onder andere: ‘Doesburg is een zeer zwakke plek in de waterkering langs de Gelderse IJssel. Om dit gat te dichten moet er een dijk komen die het historische stadje van de rivier afschermt.’
Burgemeester: ‘Ik durf geen risico’s te nemen
Twee jaar later haalt Doesburg opnieuw de landelijke pers. Het AD schrijft op 26 juni 1976: ‘Verhoogde rivierdijken pakken landschap in’ met een foto van burgemeester Van Walsum met onder andere het bijschrift ‘Ik geloof ondertussen wel dat Doesburg gevaar loopt onder te stromen, ik durf geen risico’s meer te nemen’. Het advies van de commissie Becht, die in 1975 is ingesteld om advies uit te brengen over de kwaliteit en de hoogte van de dijken, maakt bij gemeenten die direct aan de rivier liggen veel los.
Reuring over afsluiting haven
Een discussie over een definitieve waterkering mondt uit in een voorstel waarin die kering de Doesburgse haven afsluit. Langs de Contre Escarpe moet een ‘groene dijk’ komen, het gebruikelijke concept van het waterschap. Maar Doesburg wil een stenen kade met een (groot)stedelijke uitstraling en geen afsluiting van de haven. Volgens het waterschap is een groene dijk de meest veilige oplossing. In de stad ontstaat veel reuring en er komt een hoorzitting over de eventuele afsluiting van de haven. Uiteindelijk blijft de Doesburgse haven open. ‘Waterschap legt zich neer bij wensen raad’, kopt het Doesburgs Streekblad in de zomer van 1978. Maar de groene dijk langs de Contre Escarpe blijft staan.
Op 1 januari 1983 wordt het waterschap IJsselland-Baakse Beek opgericht, waar ook Doesburg onder valt. Het nieuwe waterschap komt voor uit de voormalige waterschappen Baakse Beek en Polderdistrict IJsselland. In de jaren tachtig wordt al voorzichtig gedacht aan een andere invulling van het oude en langzaam in verval rakende industriegebied aan de Contre Escarpe. Kunstmesthandelsmaatschappij De Vulcaan vertrekt en laat een grote lege plek achter.
Maar wat te doen met het vaak overlast gevende mengvoederbedrijf De Hoop en de andere bedrijven?
Een nieuwe burgemeester
In 1991 krijgt Doesburg een nieuwe burgemeester. Hermen Overweg is afkomstig uit Diever, maar zijn roots liggen in hanzestad Kampen. Overweg heeft een grote liefde voor de IJssel. Hij wil van Doesburg weer een stad maken die, net als Kampen, daadwerkelijk aan de IJssel ligt.
Er zijn dan al wat vingeroefeningen gedaan. In 1990 maken de Grontmij, de Samenwerkende Industrie van Doesburg en verschillende projectontwikkelaars onder leiding van burgemeester Jac Patijn een plan om het gebied een andere invulling te geven. Het initiatief bloedt dood. Er moeten teveel hobbels worden genomen. Dus blijft de vraag: Wat moet er gebeuren met de zittende bedrijven en: hoe gaan we dat allemaal betalen?
Ook de combinatie met de waterkering blijft een probleem. Waterschap IJsselland Baakse Beek wil een definitieve waterkering aanleggen. Een traditionele dijk van klei met gras, met bovenop een verhard inspectiepad. Op het lager gelegen gebied achter die dijk kunnen dan woningen worden gebouwd. Maar met woningen die tegen een dijk aan kijken komt Doesburg niet echt aan de IJssel te liggen. De stad blijft daarom herhalen wat ze wel wil: geen dijk maar een stenen kade met een stedelijke uitstraling.
Een nieuwe impuls voor Doesburg
Voor de waterschappen is het een lastige vraagstuk. De veiligheid is in het geding en de gemeenten krijgen weinig speelruimte. De discussie loopt hoog op. In februari 1990 schrijft het Nederlands Dagblad over de plannen van de samenwerkende industrie van Doesburg, de projectontwikkelaars en de Grontmij. Die willen geen groene dijk maar een stenen kade. En liefst een boulevard met terrassen, horeca en appartementen. Zo moet het in het slop geraakte stadje een nieuwe impuls krijgen.
Om Doesburg toch te beschermen tegen hoogwater begint het waterschap alvast met de aanleg van dijken langs de Barend Ubbinkweg, langs de Kempermansgracht tot aan de Hanzeweg en tussen de jachtwerf – bij de brug – en de Veerpoortdijk. Op de dijken komt een voetpad en een fietspad. Het waterschap voldoet daarmee aan zijn plicht: Doesburg beschermen tegen hoogwater. Als laatste komt er een dijk langs de Contre Escarpe, tussen de Hanzeweg en Veerpoortdijk. Maar die laatste dijk is een kort leven beschoren …
Een belangrijke stap in de realisatie van het IJsselkadeproject is het vertrek van De Hoop naar Zelhem. Het mengvoederbedrijf geeft stof- en geuroverlast, vooral in de binnenstad. Ook scheepswerf Ankersmit vertrekt. Nog weer later worden Ferrocal en aannemersbedrijf Claus uitgekocht.
Waterschapsverkiezingen
Als in 1997 het waterschap IJsselland Baakse Beek opgaat in het nieuwe waterschap Rijn en IJssel verandert de situatie. Het nieuwe waterschap vaart een andere koers, mede ingegeven door veranderende maatschappelijke opvattingen over de functie van waterschappen. Het nieuw gevormde waterschap heeft ervaring met waterkeringen in stedelijk gebied, bijvoorbeeld in Arnhem en Tolkamer. Vanuit de provincie is er druk om het ‘armlastige’ Doesburg (op dat moment een artikel 12 gemeente) bij te staan – om zo de financiële positie van de stad in de toekomst te versterken. Het idee is dat een (mooie) IJsselkade daar een steentje aan kan bijdragen.
Natuurlijk loopt niet iedereen warm voor uitbundige frivoliteiten, maar burgemeester Overweg weet tegenstanders te overtuigen met steun van de gemeenteraad.
De nieuwe IJsselkade wordt de economische en toeristische impuls die Doesburg nodig heeft. Zo kan de gemeente weer op eigen benen te staan en zich ontdoen van de knellende artikel 12 status.
Doesburg krijgt zijn zin
Samen met de provincie en het waterschap wordt de basis gelegd voor een stedelijke waterkering. Het achterliggende terrein wordt verhoogd. Daar komt een promenade met woningen. Het waterschap geeft landschapsarchitect OKRA opdracht voor een ‘stenen waterkering’. Daarmee wordt rekening gehouden met de uitdrukkelijke wens van Doesburg. En – niet onbelangrijk – het waterschap neemt de extra kosten voor zijn rekening. Uiteindelijk lukt het om ook een groot deel van de overige kosten via provinciale bijdragen binnen te halen. In oktober 1999 is het zo ver. Het contract met de projectontwikkelaar wordt getekend. De net aangelegde traditionele dijk wordt afgegraven en maakt plaats voor een nieuwe, stenen waterkering. Het IJsselkadeproject is geboren!
De nieuwe waterkering met promenade en woningen is een voor Doesburgse begrippen fors project waar vele miljoenen mee zijn gemoeid. Om de voortgang goed te laten verlopen wordt een projectorganisatie opgetuigd. Er wordt een externe projectmanager aangetrokken. Belangrijke onderdelen zijn vormgeving, financiën en de samenwerking met het waterschap. De drive van burgemeester Hermen Overweg voor een Doesburg dat echt aan de IJssel komt te liggen is onveranderd groot, en hij weet veel provinciale en landelijke bestuurder te overtuigen.
Eind 1998 begint het waterschap met de stenen waterkering. De aankoop en sloop van Ferrocal, Claus, autobedrijf Karel Gerritsen, Polman, cafe Het Anker en verschillende particulieren is dan al in volle gang. Er wordt gezocht naar een passende architect. Na verschillende bezoeken aan vergelijkbare projecten valt de keus op Adolfo Natalini (1941-2020) uit Florence.
Exclusiviteit
Zoals verwacht is er kritiek op deze keuze. Waarom geen Nederlandse of nog liever, Doesburgse architect? Ook hier legt Overweg helder en duidelijk uit waarom voor Natalini is gekozen: behalve kwaliteit is ook een zekere mate van exclusiviteit belangrijk. Die moet Doesburg aantrekkelijk maken.
Kunsthistoricus Werner van den Belt schrijft in zijn essay Van Berlage tot Barni over de opening van het IJsselkadeproject: ‘Natalini heeft het vermogen met subtiele accenten in de bebouwing, met een curve, de toevoeging van een toren en het gebruik van hoogteverschillen het stedenbouwkundige plan om te zetten van rechte lijnen naar een omgeving van spel en ontmoeting.’
De vaart komt er in
Nadat in mei 2000 het volledige college met ambtelijke ondersteuning de laatste puntjes op de i zet komt de vaart erin. Tussen 2002 en 2005 wordt het project dan gerealiseerd. Aan de stadszijde verrijst de Bleekerskade, met woningen en een lage wandelkade langs de nieuw te graven stadsgracht. Aan de zijde van de IJssel komt een brede promenade met appartementen.
Oude stadsmuur
De nieuwe stadsgracht tussen de Kempermansgracht en de Bleekersgracht – de Eendjesgracht – is een belangrijke wens van de gemeente. Vroeger lag hier ook een stadsgracht. In de jaren dertig van de vorige eeuw is die gedempt om plaats te maken voor industriële activiteit. De verbinding tussen de beide stadsgrachten bestond na de demping uit een té kleine en té lange duiker. Omdat dit niet goed functioneerde stagneerde de doorstroming van het grachtenstelsel. Een nieuwe stadsgracht herstelt de oude situatie en verbetert de doorstroming. Na enige discussie wordt besloten ook dit karwei in het IJsselkadeproject op te nemen. Bij het uitgraven van de gracht komt een deel van de fundering van de oude stadsmuur bloot te liggen, de muur die in het rampjaar 1672 door de Fransen is afgebroken.
Het project wordt afgerond
Om het project af te ronden gaat een onafhankelijk kunstcommissie op zoek naar een passend kunstwerk. De keus daarvoor valt op Passi d’Oro van beeldhouwer, schilder en graficus Robert Barni, ook uit Florence. Barni (1939) vertegenwoordigde Italië op de Biënnale van Venetië in 1984 en 1988. Passi d’Oro betekent Voetstappen van goud en bestaat uit drie mannetjes met een gouden gezicht, zwart haar en rode jassen, met elk een andere afmeting. Ze lijken vanaf de IJssel te komen aanlopen, op weg naar de oude binnenstad van Doesburg. Op hun sokkel is de kaart van Europa afgebeeld.
Onderdeel van Europa
Zo stappen ze met zevenmijlslaarzen over de landsgrenzen heen. Ze verbinden de landen, onderdelen van dat grote Europa.
Zoals ooit Doesburg onderdeel was van dat grote internationale Europese handelsnetwerk: de Hanze.
Colofon
Tekst: Cees Duindam
Bronnen:
Yska Douwe – Van deltacommissie tot deltacommissie; 60 jaar advisering over veiligheidsnormen
Douwe Yska (2013)
Commissie Becht – Rapport commissie rivierdijken (1977)
Waterschap Rijn en IJssel – Stromend landschap (1997)
Van de Belt Werner – Van Berlage tot Barni; essay ter gelegenheid van de opening van het IJsselkadeproject (2006)
Krantenarchief Delpher
Architektenburojacobi.nl
Artzuid.nl
Architectuur.nl
NRC.nl
Wikimedia.org
Vimeo
Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen
Doesburg, juni 2024
Meer weten?
Lees ook:
Het hoge water in januari 1995 over hoe spannend het was, niet alleen op de Contre Escarpe, maar ook bij de Oude IJssel.
De Doesburgse gasfabrikant over de eerste stoommachine in de oliefabriek van Breuking en de stichting van de gasfabriek aan de Contre Escarpe.
De poëzie van Rijkswaterstaat
Ida Gerhardt (1905-1997) schreef over de waterstanden het gedicht Radiobericht.
[klik/tik voor groot]
Op 1 oktober 1971 komt Cees Duindam in dienst bij de gemeente Doesburg – op de afdeling weg- en waterbouw. Van een nieuwe IJsselkade is dan nog geen sprake, maar op de achtergrond speelt de gedachte mogelijk al wel. De industriële activiteiten zijn al enigszins tanende.
Lees verder >
Duindam is afkomstig uit een grote ambtelijke organisatie, de gemeente Leiden, en Doesburg is even wennen. Zeker als de directeur gemeentewerken, Groothedde, hem in het voorjaar van 1971 vraagt om op een tekening met verschillende kleuren aan te geven wat de consequenties zijn van hoge waterstanden in de IJssel. Welke gebieden in de oude stad lopen dan gevaar om te overstromen? Duindam is nog niet op de hoogte van alle ins en outs bij een riviergemeente en vindt het raar dat een gemeente dit zelf moet uitzoeken. Later begrijpt hij dat Doesburg in het begin van de jaren zeventig voor de waterveiligheid op zichzelf is aangewezen.
De waterstanden
Havenmeester Jan Mulder luistert elke morgen om tien over negen op de radio naar de waterstanden. Als die een mogelijke bedreiging zouden opleveren trekt hij aan de bel. Die dagelijkse radiouitzending wordt wel eens de poëzie van Rijkswaterstaat genoemd. Hij begint met ‘Konstanz’ en eindigt met ‘Grave beneden de sluis’.
Wisselende waterstanden waren voor Duindam nieuw. De oude Rijn die door Leiden stroomde werd altijd keurig op een vast peil gehouden. En Noordwijk, waar hij de eerste 21 jaar van zijn leven doorbracht, werd beschermd door een hoge duinenrij.
Versterking van de sociale structuur
Halverwege de jaren negentig krijgt stedenbouwkundig bureau Teun Koolhaas (TKA) opdracht voor een stedenbouwkundig plan voor het voormalige industriegebied aan de IJssel. Dit wordt in grote lijnen het plan worden zoals het er nu bij ligt. De projectorganisatie zoekt een projectontwikkelaar die niet gelieerd is aan een bouwbedrijf.
Na uitgebreide consultatie valt de keus op Johan Matser projectontwikkeling uit Hilversum. Een ontwikkelaar zonder bouwpoot. Het bedrijf wordt geleid door Carel de Reus, oud hoofdingenieur-directeur van de provincie Noord-Holland. De Reus maakt aansprekende en maatschappelijk relevante projecten op het gebied van architectuur en stedenbouw.
Over dat laatste aspect zijn de meningen overigens verdeeld. Hoewel Doesburg op dat moment een relatief groot aantal sociale huurwoningen, heeft zijn er ook partijen die de maatschappelijke relevantie ander interpreteren: waarom geen sociale woningbouw aan de IJsselkade in plaats van woningen voor ‘beter gesitueerden.’ De versterking van de sociale structuur van Doesburg – om uit de artikel 12 status te raken – is echter een zwaarwegend argument. In dat streven is het nieuwe rivierfront een belangrijk element.
De waterstanden
Een schatting van de verwachte waterstand wordt bepaald door de waterstand bij Lobith. Die schatting wordt gemaakt op basis van jarenlange ervaring. Zo luidt een vuistregel voor de IJssel dat de was – de stijging – bij Doesburg gelijk is aan de helft van de was bij Lobith plus een derde van de was bij Keulen. Een andere regel zegt: van elke 30 centimeter verhoging bij Lobith komt circa 10 centimeter bij Velp terecht.
Over de auteur
Cees Duindam is 74 jaar en vervulde verschillende functies bij de gemeente Doesburg, de laatste jaren als beleidsmedewerker openbare ruimte. Met de kennis uit zijn ambtelijke loopbaan wil hij na zijn pensionering een bijdrage leveren aan de lokale geschiedenis. Daarnaast is Duindam beeldmaker en al geruime tijd lid van fotografencollectief De Zutphense. Hij deed twee keer mee aan de IJsselbiënnale (in 2017 en 2021) en heeft op diverse plaatsen geëxposeerd. Duindam fotografeert voor het Huis Doesburg en Doesburg Vertelt. Voor De Zutphense schreef hij ‘In het Oog’, een boek over de honderdjarige geschiedenis van dit fotografencollectief. Kijk voor meer informatie op ceesduindam.nl.