Ga naar de inhoud
.

Een schokkend onderzoek

Het rapport uit 1946 dat de economische omstandigheden van Doesburg en zijn inwoners beschrijft is verdeeld in vier onderwerpen: de mensen, de economie, het onderwijs en de woonomstandigheden. Hoewel er op dat moment al wel sprake is van enige uitbreiding buiten de voormalige stadswallen, gaat het onderzoek vrijwel uitsluitend over de huidige binnenstad.

De mensen

In Doesburg wonen in 1946 ongeveer 5700 mensen. Dat aantal is al zestig jaar vrijwel gelijk gebleven. In 1897 maakt de bevolking van Doesburgs nog ongeveer 0.1% van de Nederlandse bevolking uit; in 1946 is dat gekrompen tot 0.05%. Veel jeugdige bewoners zijn weggetrokken om elders werk te zoeken. Een belangrijke trekker daarbij is de Gelderse hoofdstad Arnhem.

De grootste groep werkenden in die periode heeft een baan bij de steenfabriek aan de overkant van de IJssel. Dat is zwaar en ongeschoold werk, maar de lonen zijn redelijk, zeker in vergelijking met ander ongeschoold fabriekswerk. Het werk is onzeker. Als er ijsgang is op de IJssel, iets wat soms weken duurt, kunnen de arbeiders niet aan de overkant komen. Dat betekent werkloosheid en daardoor automatisch geen inkomen. De enige steun komt dan van de kerk of van één van de weldadigheidsinstellingen waarvan Doesburg er traditioneel veel heeft. Van die instellingen zijn alleen nog de Doesburgse Gestichten en de Weduwenbeurs over. 

Het beeld dat de onderzoekers van de Doesburgse bevolking schetsen laat de lezer in 2024 wel de wenkbrauwen fronsen. Het rapport noemt de mensen traag en ‘indolent’, wat zoveel betekent als ‘onverschillig’ of ‘lusteloos’.

{klik/tik voor groot]

Een voorbeeld van een vooroorlogse Doesburger uit het armste milieu is Gradus Jansen. Gradus woonde in de Boekholtstraat. Hij was mandenmaker en later steenfabrieksarbeider. Zijn vrouw en enige dochter waren al overleden toen hij in 1912 in een ondoordachte actie een stadgenoot dood stak. Zie: De Kermismoord, Doesburg Vertelt van juni 2022. Gradus stierf in 1916 op 38-jarige leeftijd in de strafgevangenis van Arnhem. Dit is zijn gevangenisfoto.

De handtekening van Gradus
[klik/tik voor groot]

Drankgebruik

Het rapport noemt een aantal oorzaken voor de lusteloosheid van de Doesburgers. Zo is het drankmisbruik sinds het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw weliswaar fors gedaald, maar toch nog hoog vergeleken met omliggende plaatsen. Ook het garnizoen dat lang in Doesburg gelegerd is geweest, wordt genoemd als verklaring. Letterlijk wordt gesteld dat de #cursief#‘… nonchalance die soldaten eigen is ook is afgestraald op de Doesburgse bevolking’#cursief#. Het is twijfelachtig of een dergelijke bewering tegenwoordig nog houdbaar zou zijn.

Ook de dramatisch slechte woonomstandigheden worden genoemd als één van de oorzaken van de instelling van de bevolking. Het is waarschijnlijk eerder andersom: mensen die in armoede leven kunnen niet veel ondernemen om hun huisvesting te verbeteren. Zelfs de middeleeuwse horigheid, die in het oosten van Nederland sterk was ingeburgerd, wordt als verklaring gebruikt. Deze zou de onderdanigheid van de mensen het gebrek aan initiatief verklaren. Wel is de Doesburgse bevolking in 1946 nog zeer traditioneel. Er was weinig belangstelling voor wat buiten de stad gebeurde en velen bleven het liefst zo veel mogelijk binnen de wallen.

De economie

Direct na de oorlog is in Doesburg nog weinig nijverheid. Het grootste bedrijf is de ijzergieterij. Het exacte aantal werknemers wordt in het rapport niet genoemd maar in 1939 is dit 269, bijna allemaal ongeschoold. De winkeldichtheid is in 1946 groter dan gemiddeld in Nederland. Die situatie is waarschijnlijk ontstaan doordat Doesburg een belangrijke centrumfunctie had. Omdat de omliggende dorpen geleidelijk hun eigen winkels kregen werd de klandizie in Doesburg minder. 

Armoe of welvaart?

Normaal gesproken geldt de economische wetmatigheid dat bij een vermindering van de gemiddelde omzet het aantal winkels afneemt. In Doesburg is dat volgens het rapport niet het geval, omdat er geen alternatieve inkomensbronnen zijn. De middenstanders proberen hun winkels zo goed en zo kwaad als mogelijk draaiende te houden en zo het hoofd boven water te houden. De hoge winkeldichtheid is dus een teken van armoe en niet van welvaart.

{klik/tik voor groot]

De Doesburgse ijzergieterij is vlak voor de bevrijding hevig gebombardeerd. Het aantal werknemers zal in 1946 dan ook beduidend lager zijn  geweest dan de 269 uit 1939.

Ook het telefoonboek uit 1946 laat zien dat het met de werkgelegenheid in Doesburg matig is gesteld. De vermeldingen iets met werkgelegenheid te maken hebben, zijn op de vingers van één hand te tellen. Het zijn de volgende bedrijven of instellingen:

• Bannink Lederwarenfabriek Kerkstraat 23
• Theo Winkel, Rijwielhandel Ooipoortstraat 2
• School A voor L.O en ULO, Kloosterstraat 2
• Gemeente en Gemeentelijke instellingen
• Gemeentelijke zweminrichting

Er zijn wel meer bedrijven, maar die  hebben in 1946 blijkbaar geen telefoonaansluiting. Zelfs de ijzergieterij wordt in het telefoonboek niet vermeld. Opvallend genoeg is het aantal vermeldingen uit Angerlo, ook van bedrijven, beduidend groter dan dat van Doesburg. We weten dat er in Doesburg naast de ijzergieterij in elk geval nog één fabriek was die de oorlog redelijk goed heeft doorstaan en na de bevrijding weer snel kon opstarten. Dat is de pottenbakkerij van Welling aan de Kraakselaan, ook wel ‘de IJsel’ (met één s). Deze geeft werk aan enkele tientallen mensen.

De pottenbakkersfabriek van Bernard Welling, ‘de IJsel’, aan de Kraakselaan. De foto is genomen in 1955 maar in 1946 zal hij er niet veel anders hebben uitgezien. De schoorsteen is in de dagen van de bevrijding kapot geschoten geweest.  Bron: De IJsel, Doesburg 1841 – 1969

De belangrijkste werkgever voor Doesburgse arbeiders lag net buiten de stad: de steenfabriek Bingerden in de Havikerwaard, aan de andere kant van de IJssel.

Steenfabriek Bingerden in de Havikerwaard aan de overkant van de IJssel. Hier hebben diverse generaties Doesburgers werk gevonden. Bron: Havikerwaard steenfabriek – Facebook

Veerdienst

Er is een speciale veerdienst van Doesburg naar de steenfabriek. Veel arbeiders maken daar gebruik van. Ze varen ‘s ochtends in alle vroegte de IJssel over en keren pas in de avond weer terug. Het werk verdient relatief goed maar is zwaar. Als het veer om wat voor reden dan ook uit de vaart is, hebben de arbeiders geen inkomen. Vaak moet dan één van de vele Doesburgse sociale instellingen inspringen om de nood te lenigen.

Het onderwijs

In Doesburg zijn in de onderzochte periode drie scholen voor lager onderwijs. Die zijn zoals overal in die tijd keurig verdeeld tussen de drie belangrijkste zuilen. In Doesburg staan ze bekend als school A, school B en school C. Er is één school voor voortgezet onderwijs: de Ambachtsschool.

Dit schoolgebouw is gebouwd in 1907. Het is in 1966 afgebroken en vervangen door een nieuw gebouw. Dat functioneert tot 1995. Daarna gaat de school op in scholengemeenschap Het Rhedens, afdeling VMBO in Dieren. Op de plaats van de voormalige school is nu parkeerplaats de Bleek. Foto: Scheltes foto-archief.

Hoewel elk kind dat het lager onderwijs goed heeft doorlopen, het recht heeft om door te stromen naar de ambachtsschool, maken Doesburgse kinderen daar relatief weinig gebruik van. Van alle leerlingen op de school komt maar zo’n 30% uit Doesburg. De meeste kinderen moeten van hun ouders direct na de lagereschoolperiode een baantje zoeken. Het is thuis immers vaak armoe troef. Elke gulden die extra binnenkomt is meegenomen. De leerprestaties van de Doesburgse kinderen zijn bijzonder laag. Of dit uitsluitend aan de thuissituatie ligt wordt in het rapport niet helemaal duidelijk.

Dit citaat uit het onderzoek van 1946 zegt voldoende: ‘Het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor B.L.O. (Buitengewoon Lager Onderwijs) is in Doesburg opvallend groot.

Op school B, de volksschool, moet 25 tot 30% van het aantal leerlingen als psychisch onvolwaardig beschouwd worden. Op de R.K. meisjesschool schatte men dit percentage op 20. De verhoudingen op de andere scholen zijn in het algemeen niet anders’.

In het rapport doet de auteur een voor moderne oren verregaande oproep: ‘Men heeft in Doesburg dringend behoefte aan een school voor B.L.O. (Bijzonder Lager Onderwijs) Het is voor de toekomst van de stad van het grootste belang dat de psychisch onvolwaardige kinderen passend onderwijs ontvangen. Deze kwestie heeft de aandacht van het gemeentebestuur en het is te hopen dat men zoo spoedig mogelijk in dezen tot resultaten komt’.

School B, de zogenaamde volksschool, ook wel Klompenschool genoemd, aan de Burgemeester Nahuyssingel. Tegenover de school is nog het restant van de stadsmuur te zien. Dit is overwoekerd en daardoor aan het oog onttrokken. Op de school is – volgens het rapport uit 1946 – een kwart tot een derde van alle leerlingen beter af op het B.L.O. Het gebouw staat hier sinds 1884. Samen met school A aan de Kloosterstraat verhuizen de leerlingen in 1953 naar de splinternieuwe school in het Ireneplantsoen. Daarna is het gebouw nog tijdelijk in gebruik als openbare Mavo. In het seizoen 1959 – 1960 is er nog één jaar de pas opgerichte Nutskleuterschool gevestigd, tot de verhuizing naar de Oranjesingel. Nadat de school is afgebroken komt hier het politiebureau. Nu staan er drie woonhuizen. Bron: Scholen in Doesburg in de loop der eeuwen.

De woonomstandigheden

Als we een kijkje nemen in het Doesburg van 1946, zien we een verloederde stad. Naast de schade die de oorlog heeft teweeggebracht vallen dan ook de vele krotwoningen op. Ook jaren later zijn deze krotten nog steeds niet opgeruimd. Het gaat vaak om huisjes in de kleinere straten. Vooral de Bresstraat, Zandbergstraat, Hogestraat, Waterstraat en Windmolenstraat komen er slecht van af.

Merkwaardig genoeg duurt het lang voordat de bordjes ‘onbewoonbaar verklaard’ op de gevels verschijnen. Een van de redenen is dat de huiseigenaren hier niets voor voelen. De huren van de huisjes zijn laag, maar toch veel te hoog voor de waarde die ze vertegenwoordigen. Er wordt dus aan verdiend.

Goedkope krotwoningen

Er zijn zelfs arme gezinnen uit de omgeving die naar Doesburg trekken omdat de krotten in hun eigen woonplaats worden opgeruimd. De huren van nieuwbouwwoningen zijn hoger dan die van de goedkope krotwoningen in Doesburg. Uit onderzoek blijkt dat de huur van maar liefst 32 woningen de huurwaarde met 50% overtreft. Het grootste deel daarvan ligt in de Zandbergstraat en andere zogenaamde krottenstraten. De meeste andere slechte woningen overtreffen de juiste huurwaarde ook met vaak vele tientallen procenten. In 1945 is het tekort aan woningen – als alle krotwoningen zouden zijn opgeruimd – 155. De meeste cijfers in het rapport dateren echter van vóór de oorlog.

Krotten in de Waterstraat. Bron: Oud Doesburg – Facebook

De gemeenteraad van Doesburg verzet zich lang tegen de krotopruiming. Dat komt vooral doordat de genoemde huisjesmelkers óf zelf in de gemeenteraad zitten óf via connecties veel invloed hebben. Van 1936 tot 1946 wordt geen enkel huis onbewoonbaar verklaard. Toch – zo blijkt uit het rapport – zouden zeker 100 woningen afgebroken moeten worden.

Krotten in de Kosterstraat. Op de plek is nu een parkeerplaats. Bron: Archief Scheltes

Min of meer en ‘echte’ a-socialen

Het rapport noemt de bewoners van de krotten ‘min of meer a-socialen’. Daarnaast worden ook ‘echte a-socialen’ onderscheiden. Daar zouden in Doesburg zo’n 15 gezinnen toe behoren. Wat het verschil is tussen ‘min of meer a-socialen’ en ‘echte a-socialen’ wordt niet duidelijk gemaakt.

Krotwoningen in de Zandbergstraat. Van buiten lijkt het nog heel wat, van binnen is het dramatisch slecht. Bron: Archief Scheltes

Enkele citaten uit het rapport:

‘Door ons werd een bezoek gebracht aan enkele perceelen in de Zandbergstraat, die tot de bouwvalligste straten van Doesburg moet worden gerekend. Eén der onderzochte woningen bestond uit een gang, een woonkamer en een slaapkamer, waar achter een hok lag dat als keuken dienst deed.

Het huis verkeerde in zeer slechten staat van onderhoud. Het dak lekte, de vochtigheid deed de kalk in flarden langs de wanden van de woonkamer hangen. De slaapkamer, één voor het geheele gezin van 4 personen, was niets anders dan een donker hok, waar daglicht noch frissche lucht toegang hadden. De keuken was een hok dat dien naam zeker niet verdiende.

Bij andere perceelen in die zelfde straat is de toestand der woningen al even slecht. Desondanks varieeren de huurprijzen per week hier van f. 2.00 tot f. 3,25 inclusief water. (f. = gulden). We bevinden ons hier wel in het domein der huisjesmelkers’.

Colofon

Tekst: Bert Stulp

Bronnen:
Economisch Technologisch Instituut Overijssel – De sociaal-economische verhoudingen in Doesburg. 1946
Onbewoonbaar verklaard – Doesburg vertelt oktober 2023
De Kermismoord –  Doesburg vertelt juni 2022
Meulen Adri van der  en Paul Smeede – De IIsel, Doesburg 1841 – 1969
Janssen Dr. G.B. en drs. J.F.Th. De Beukelaer – Ubbink, een ijzersterke basis
Comité Open Monumentendag – Educatie: Scholen in Doesburg in de loop der eeuwen. 2020
Scheltes foto-archief

Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen

Doesburg, juli 2024

Meer weten?

Lees ook:

De kermismoord over Gradus Jansen, die op de kermis van Doesburg iemand doodstak.

Onverklaarbaar bewoond over Doesburg als een uitdragerswinkel, waar ‘historische juwelen prijken naast veel waardeloze rommel.’

De ijzergieterij in de dagen voor de bevrijding

Op 3 april 1945 wordt het werk bij Ubbink in Doesburg niet hervat. De geallieerde troepen zijn in aantocht. Elk moment kunnen gevechten rondom Doesburg uitbreken. Omstreeks 17.00 uur blazen de Duitsers de bruggen over de Oude IJssel en het Broekhuizerwater op. In de nabijgelegen fabriek van Ubbink ontstaat grote schade. Ruiten sneuvelen en deurposten worden uit de muren gerukt.

De Duitsers schieten vanuit de fabriek op de geallieerden aan de overkant van de Oude IJssel. In de nacht van 3 op 4 april krijgt de fabriek een bombardement te verduren. J.H. Ubbink wordt met zijn mensen ge-evacueerd. Het bedrijf is nu geheel in handen van de Duitsers die er vrij spel hebben. In de namiddag van 11 april ontstaat na een heftig vuurgevecht een felle brand in het kantoor en het magazijn. Beide worden in de as gelegd. Om 21.00 uur breekt opnieuw brand uit, nu in het produktie-kantoor dat tot op de grond toe afbrandt. In de nacht van 15 op 16 april trekken de Duitsers weg. Voor Doesburg is dan de bevrijding aangebroken.

Over de auteur

Bert Stulp, 77 jaar. Studeerde Sociale Geografie Rijksuniversiteit Groningen. Heeft gewerkt als leraar aardrijkskunde in Hengelo-Overijssel. Specialiseerde zich na zijn pensionering in verdwenen dorpen in Nederland en publiceerde hierover een serie van 5 boeken (ISBN: 9789079538096). Richt zich nu op de lokale Doesburgse geschiedenis, met onder andere de brochure ‘Vijf bijzondere Doesburgse gevelopschriften’ voor Monumentenvereniging Doesburg en verhalen op Doesburg Vertelt. Is getrouwd met Antoinette en heeft 3 eigen- en 3 bonuskinderen en 13 kleinkinderen.

Instagram
WhatsApp