Ga naar de inhoud
De Doesburgse schipbrug in 1920

Over de IJssel zonder brug

Nadat de IJssel weer voor de stad is komen liggen vaart de veerpont tot 1583 ten noorden van Doesburg. Dat is natuurlijk geen logische plek, en de Gelderse Landdag geeft de Magistraat toestemming om het veer te verplaatsten naar de Stadsweiden. In de archieven lezen we daarover: Over oer eijgen landt unde stadtweide, geheiten die Staert, tiegen die Koporthe van oere stadt. De Magistraat krijgt het veer in erfpacht van de Gelderse Landdag tegen een jaarsom van 6 Carolusguldens (een munt die is vernoemd naar Karel V). Doesburg mag geen hoger tarief vragen dan elders in het hertogdom Gelre gebruikelijk is. In 1543 heeft Karel V het hertogdom met geweld toegevoegd aan zijn Nederlandse bezittingen. Het veer wordt verpacht aan particulieren, de pacht bedraagt rond het jaar 1590, 14 daalders.

De Carolusgulden is vernoemd naar Karel V

Voorwaarden

De veerbaas moet wel aan een paar voorwaarden voldoen. Hij moet goed zorgen voor zijn publiek (passanten), de veerweg onderhouden en de besluiten van het stadsbestuur gehoorzamen. Bij hoog water is hij verplicht om van Doesburg naar Dieren te varen, een afstand van ongeveer 3 km. Daar staat tegenover dat de overzettarieven aanzienlijk mogen worden verhoogd. In de pachtovereenkomst met de Gelderse Landdag legt de Magistraat voor de stad Doesburg vrijheid van veergeld vast.

Korting

In de bepalingen van 1619 is al rekening gehouden met de mogelijkheid, dat Tot einniger tijdt een brugge oever het Nieuwe Canael mochte gemacket worden. Het beheer en de verpachting van het veer gebeuren volgens oude tradities. De veerbaas houdt jaarlijks op Sint Steven – Stefanus is de eerste martelaar van het christendom, zijn naamdag is 26 december – zijn ommegang in Doesburg, om bij – hem sympathiserende – burgers een bijdrage te innen voor het onderhoud en de bediening van ‘zijn’ veer. Als tegenprestatie worden de schenkers vrijgesteld van het betalen van veergelden. Speciale vrijdom geniet ook Jhr. Reynier van Raesfelt, heer van Middachten. Marktbezoekers van omliggende plaatsen op de Veluwe krijgen korting.

Volgens de stadsarchieven is de eerste brugge over het Nieuwe Canael, de Doesburgse schipbrug, die stamt uit 1643. De schipbrug blijft in gebruik tot 1952, met uitzondering van korte perioden waarin na een aanvaring, noodreparatie, zware ijsgang of storm een veerpont wordt ingezet. De toegang tot het hart van de stad, komend uit de richting Dieren, gaat over de Schipbrug via Koepoortdijk en Kastanjelaan en dan oversteken naar de Koepoortstraat.

Doesburg in 1654. De toegang tot de stad vanuit de richting Dieren gaat over de Schipbrug

Weer terug naar een veerpont

In de oorlog met Frankrijk (1672) wordt de Schipbrug vernield. Omdat vanwege de hoge waterstand de gezonken brugschepen moeilijk kunnen worden gelicht, wordt op 1 september 1672 besloten de stadsveerpont zo snel mogelijk weer in dienst te nemen. Daarna moet de stad het gedurende 50 jaar zonder Schipbrug stellen. Leden van het stadsbestuur brengen in 1679 wel een bezoek aan het Duitse Wesel – om daar brugschepen te bekijken en te kopen – maar het blijft bij kijken.

Een nieuwe schipbrug

Op 13 december 1721 wordt eindelijk besloten een nieuwe Schipbrug aan te leggen. Het geld daarvoor wordt deels bijeengebracht door een heffing van f 2500,00 gulden voor iedereen die tot Schepen van de stad Doesburg wordt gekozen. De aanleg van de nieuwe schipbrug is voor Doesburg een belangrijke gebeurtenis. Gemeenslieden, leden van de gemeentebestuur, burgerij en gilden worden geraadpleegd en niemand heeft bezwaar. Om het besluit te ‘verankeren’ worden op  22 december 1721 alle stemhebbende burgers en gildebroeders in de Grote of Martinikerk van Doesburg naar hun mening gevraagd. Alle 276 aanwezigen stemmen unaniem voor de bouw van de brug. Direct na Kerstmis 1721 krijgen de Schepenen van de stad bevoegdheden om naburige schipbruggen te bekijken en een bestek te laten maken.

Stadsmuren afgebroken

In de buurt van Doesburg zijn er schipbruggen in Westervoort, Arnhem, Zutphen en Deventer. De Schepenen krijgen de vrijheid en de autorisatie om oude stadsmuren af te breken en de stenen te gebruiken voor de aanleg van de landhoofden van de brug. Er wordt vaart achter gezet. Al in januari 1722 is het bestek klaar en wordt het werk aanbesteed. Het houtwerk wordt opgedragen aan Gart Colenbrander uit Doetinchem voor f 3618,00. Scheepsbouwer Dyonisius de Pater uit Wesel staat garant voor de levering van 2 brugschepen voor f 330,00 per stuk, onder voorwaarde dat hij gevrijwaard wordt van alle Gelderse tollen. De 5 overige brugschepen worden geleverd door Van Soesbergen uit Utrecht voor f 375,00 per stuk.

Een ongeluk en een storm

Kort na de ingebruikneming van de nieuwe schipbrug komt op 24 november 1722 een turfpraam uit Zwartsluis in botsing met de brug. De praam veroorzaakt ernstige schade en het eerste brugschip zinkt. Uit frustratie worden de schipper en zijn knecht door het brugpersoneel gegijzeld. De praam wordt door het bevoegd gezag in beslag genomen. De volgende dag, als de boosheid is gezakt, worden beide mannen weer op vrije voeten gesteld, maar wek met de afspraak dat uit de opbrengst van de turf de reparatiekosten worden betaald. De praam tijdelijk wordt tijdelijk onder de brug gelegd ter vervanging van het gezonken brugschip.

In 1724 brengt de pacht van de Schipbrug de stad f 1500,00 op. In 1800, na een uitgebreide reparatie- en onderhoudsbeurt, teistert een zware storm de stad en de brug. Ketens en touwen kraken en breken af als luciferhoutjes. De brug wordt van haar ankers gelicht en tegen een krib geslagen. Vijf van de 7 schepen verdwijnen onder water. 

Door aanvaringen, natuurgeweld, noodreparaties en onderhoud vormt de brug een zware financiële last voor de eigenaar en de pachter(s). Na 1813 betaald Doesburg het verschuldigde recognitiegeld aan het Rijk in plaats van aan voormalig eigenaar het Gelders Landschap. Na aankoop van de pont in 1841 krijgt Doesburg het volle eigendomsrecht. In 1855 wordt het pachtsysteem beëindigd en neemt de stad de exploitatie over. Door de volledige overname van de brug door de gemeente worden plannen voorbereid voor de bouw van een vaste brug over de IJssel.

Locomotief in de IJssel

In 1881 opent de Geldersche Stoomtramweg Maatschappij (GSM) de tramlijn Dieren-Doesburg-Doetinchem. Paarden van stalhouderij De Arend uit de Meipoortstraat – hoek Oliemolensteeg trekken de rijtuigen over de Schipbrug, maar de stoomlocomotief met de aangekoppelde rijtuigen blijken te zwaar. Na versterking van de Schipbrug en het beweegbaar maken van de landhoofden in 1884 heeft de brug heeft dan een solide constructie en kan de stoomtram in z’n geheel over de brug rijden. De tramrails in de verschillende brugdekken sluiten nauwkeurig op elkaar aan. Op 23 november 1924 gaat het één keer mis, stoomlocomotief de ‘Gendringen’ verliest haar ‘evenwicht’ en plonst in de IJssel. Gelukkig raakt niemand gewond.

De berging van stoomlocomotief de ‘Gendringen’
Toltarieven en ‘algemene bepaalingen’ in 1884
[klik/tik voor groot]
Met een klompje aan een lange steel wordt de tol vanaf de schepen binnen gehengeld

De bediening van schipbruggen, in de sterk stromende rivieren in Nederland, vergt van het personeel zware lichamelijke arbeid. In de jaren 20 jaren ontwikkelt de HEEMAF (Hengelosche Electrische en Mechanische Apparaten Fabriek) elektromotoren om schipbruggen elektrisch beweegbaar en bedienbaar te maken. HEEMAF is al in gesprek met de gemeente Arnhem, als de gemeente Doesburg zich bij de directie meldt voor de elektrificatie van haar Schipbrug. De zaken worden snel afgerond en Doesburg krijgt de primeur. Op 1 februari 1925 heeft Doesburg de eerste Nederlandse Schipbrug die met behulp van elektromotoren kan worden geopend en gesloten.

De inbreng van de HEEMAF beperkt zich niet tot de 3 elektromotoren van elk 12 pk. Onder handbereik van de brugwachter staat in het bedieningshuisje voor elke elektromotor een zogenaamde ‘controller’. Hiermee kan de brugwachter een elektromotor aan of uitschakelen of van draairichting of snelheid veranderen. Op de vloer bevinden zich de rempedalen. In het bedieningshuisje zijn de ‘controllers’ voor de elektromotoren aangesloten via een groot aantal, tegen de wanden, bevestigde leidingen. Door het raam van het bedieningshuisje is de gasfabriek op de Contre Escarpe te zien.

De schipbrug wordt opgeblazen

Op 10 mei 1940, als Nederland door de Duitsers is bezet, wordt de schipbrug door het Nederlandse leger, met toestemming van burgemeester Nahuijs, opgeblazen. De Duitsers herstellen de oeververbinding snel met een meegebrachte noodbrug. In 1944 wordt de brug gebombardeerd en opnieuw zwaar beschadigd. De oude veerpont wordt van stal gehaald en de veerdienst wordt in ere hersteld tot de zomer 1946. Op 6 juli 1946 wordt de gerestaureerde schipbrug door Rijkswaterstaat overgedragen aan de gemeente Doesburg.

Oversteken via het ijs

In de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog schiet de verkeersintensiteit bij Doesburg omhoog. In de winter 1946-1947 wordt het doorgaande verkeer herhaaldelijk en langdurig vertraagd door het uitvallen van de brug. Zo wordt de schipbrug op 18 december 1946 voor onderhoud uit de vaart genomen. Dat duurt tot 12 maart 1947. In deze winterse periode is het voor driekwart van de tijd praktisch onmogelijk de Achterhoek via Doesburg te bereiken. Voetgangers en fietsers worden met een pont of een pad over het ijs naar de overkant gebracht. Vanwege ijsgang lukt dat ook niet altijd. 

Zware ijsgang
Overzetten per pont met zware ijsgang

De GTM bussen op het traject Arnhem-Doesburg-Doetinchem v.v. worden over Zutphen geleid. Het overige wegverkeer heeft de keuze tussen de route over de vaste brug bij Zutphen of via Westervoort. Over Zutphen is een groot gedeelte niet geschikt voor autoverkeer. De route over Westervoort is zeer bochtig en door sneeuwophoping vaak onbegaanbaar.

Voetgangers bereiken via een pad over het ijs de overkant

De kiosk van Ilse en Jan Blauw

De gebroeders Blauw bij de kiosk
{klik/tik voor groot]

Voor de Achterhoek, met zijn naoorlogs vestigingsklimaat van nieuwe industrieën, is het bestaan betekent van de Schipbrug bij Doesburg in de 20e eeuw een bijna middeleeuwse toestand in een moderne tijd. Maar de Schipbrug kent voor de Doesburgers die minder afhankelijk zijn van de brug ook een gezellige kant. Al het verkeer over en van de brug moet door het centrum van de stad. De middenstand en de horeca hebben hier baat bij. Automobilisten moeten minimaal 20 minuten wachten op hun oversteek. Dat betekent bijvoorbeeld nog even snel een sigaartje kopen, een snelle knipbeurt bij de kapper of een boodschap doen bij de kiosk van Ilse en Jan Blauw bij de brug.  De gebroeders hebben veel vaste klanten onder de ‘overstekers’. 

De ‘laatste keer’

Ruim driehonderd jaar nadat de eerste schipbrug is gelegd, krijgt Doesburg, in 1952, eindelijk een vaste brug. De opening op 26 januari door H.M. de Koningin Juliana trekt  veel belangstelling en zet de stad en de Achterhoek met stip op de kaart van Nederland.

De gemeente Doesburg biedt de laatste schipbrug te koop aan. Burgemeester R.W. Keiser (1946-1956) is aanwezig bij de laatste tolbetaling en overhandigt de bestuurder een doos sigaretten. Na deze plechtigheid hangen enkele Doesburgers een krans aan de brug, als dank voor bewezen diensten. Dan wordt de schipbrug definitief uitgevaren. Via opkopers wordt de brug in delen verkocht.

In 1952 wordt de schipbrug definitief uitgevaren

De ‘laatste kiek’

Met de verkoop van de brug neemt de stad ook definitief afscheid van de brugwachters en tolgaarders. Kort voor de opening van de vaste brug komt het brugpersoneel nog één keer bij elkaar voor een fotomoment, de ‘laatste kiek’. Het uitvoerend brugpersoneel draagt een pet met GW (Gemeente Werken). De tolgaarders dragen een gebiesde pet met GB (Gemeente Bedrijven). Een enkel personeelslid gaat na het opheffen van zijn brugfunctie met pensioen. De anderen worden herplaatst binnen de gemeente, voornamelijk op de gemeentelijke stadswerf. 

De laatste kiek van het brugpersoneel v.l.n.r. Achterste rij: J.J Lucassen, G. Brevoord, H. Mulder en W. van der Kamp. Voorste rij: H.R.D. Maandag, Th.J. Driesen (brugbaas), G.J. Schoenmaker, G.J. Schuitemaker, D.J. Hulsman en G.M. de Vendt.

Colofon

Research en tekst: Henk IJbema

Bronnen:

Jan Bloemendaal: Doesburg in beeld
J.W. van Petersen: Doesburg  toen en nu
Streekarchief Liemers en Doesburg, Doesburg
OTAR, Orgaan van de Vereniging van Waterstaatkundig Ambtenaren van de Rijkswaterstaat, september 1956
Ontsluiting van de Achterhoek: Graafschap-Bode, 26 januari 1952
De IJssel en haar bruggen
Museum De Roode Tooren Doesburg
MijnStadMijnDorp, erfgoed provincie Overijssel
Privécollectie en fotoarchief Henk IJbema

Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen

Doesburg, december 2023

Meer weten?

Wachten voor de schipbrug 

Wachten voor de schipbrug aan de stadszijde (Koepoortdijk) en vanaf Dieren (Dierensedijk)
[klik/tik voor groot]

Omdat de schipbrug alleen geschikt is voor éénrichtingsverkeer duurt het steeds lang voordat al het verkeer, dat zich gedurende 20 minuten aan weerszijden van de brug heeft opgehoopt, is gepasseerd is. Tegen die tijd moet de brug al bijna weer worden gesloten om het scheepvaartverkeer door te laten. Dat is een onhoudbare toestand. Daar komt nog bij dat er tol moet worden betaald, zowel door het wegverkeer als het scheepvaartverkeer.

‘Proaters’ op de schipbrug

De Schipbrug is een centrale ontmoetingsplek voor veel Doesburgers. Een wandeling over de Contre Escarpe, Koepoortdijk, Kastanjelaan of door de nabijgelegen plantsoenen met hun rozenperken voert ze naar de brug. Een sigaretje en een praatje met de vaste ‘proaters’ bij de brug of het brugpersoneel is een welkome onderbreking van de dag. Hoog of laag water, zware ijsgang of een aanvaring met de brug trekt altijd extra volk. Iedereen heeft zijn mening klaar over de toedracht of over wat er wel of niet moet gebeuren.

‘Keuning aan ’t Veer’

Bij kou of slecht weer wordt een bezoek gebracht aan het Oude Veerhuis. Het legendarische gebouw van ‘Keuning aan ’t Veer’ met herbergier Dirk Keuning, waar eind 1800 bijna alle  festiviteiten en uitvoeringen van verenigingen plaatsvinden. Het ‘proaten’ wordt onder het genot van een borreltje voortgezet. Ook bij beter weer is er wel een aanleiding te bedenken om het ‘genotje’ niet mis te lopen. 

De ‘elektrische’ auto van de HEEMAF

De HEEMAF is in de jaren ’20 haar tijd ver vooruit door de ontwikkeling van elektromotoren voor schipbruggen. Het bedrijf toont in 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, opnieuw zijn vindingrijkheid. Door de schaarste aan benzine en diesel wordt nagedacht over een elektrische personenauto. De keuze valt op een Ford V8. Alle overbodige onderdelen worden eruit gehaald en een elektromotor wordt met een flexibele koppeling verbonden aan de cardanas. Ook de versnellingsbak en de koppeling zijn niet meer nodig. Ruim 80 jaar geleden is er dus al een ‘elektrische’ auto.

Geld voor een brug

In 1897 krijgt Doesburg een particuliere schenking van f77.000. Het voor die dagen aanzienlijke bedrag is afkomstig uit de nalatenschap van de uit Doesburg afkomstige tekenaar en schrijver mr. Alexander Willem Maurits Carel Ver Huell (Doesburg, 7 maart 1822 – Arnhem 28 mei 1897). De schenking is bestemd voor de aanleg van een vaste verkeersbrug over de IJssel, maar het zal nog tot 1952 duren, ruim driehonderd jaar nadat de eerste schipbrug is gelegd, voor die vaste brug er komt. In 2016 wordt die ‘IJsselbrug’ postuum vernoemd naar Alexander Ver Huell. HetHuisDoesburg maakte in dat jaar het minizine ‘Ode aan de brug’.

[Klik/tik voor bladeren]

‘Ode aan de brug’ uit 2016 is het is eerste miniboekje dat door HetHuisDoesburg werd gemaakt. Het verscheen in september van dat jaar ter gelegenheid van de heropening van de IJsselbrug, na de grootschalige renovatie door Civiele Technieken de Boer.

Bekijk ook Doesburgse bruggen in beeld uit 2020.

Instagram
WhatsApp